ADVERTENTIE

— Zijn je vrienden bij je aangekomen? Geweldig! Ik hoop dat ze het leuk zullen vinden om in dat smerige hotel te slapen, want in ONS huis is er geen plaats meer voor hen! En dat zal er ook niet zijn!

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

 

— Gleb, lieverd, — Ira deed een stap naar voren en reikte hem de autosleutels aan. Ze klingelden zacht in de nachtelijke stilte. — Breng de jongens, laat ze even uitrusten van de rit. Ze kunnen zich installeren, bijkomen, en morgen kunnen jullie met frisse energie best wel langskomen voor sjasliek. Overnachten zullen ze daar natuurlijk wel moeten.

Gleb keek naar de sleutels in haar hand alsof het een levende slang was. Zijn gezicht, eerst verbouwereerd, kleurde rood. Hij was vernederd. Openlijk. Voor de ogen van degenen voor wie hij zo graag pronkte met zijn “status” en zijn “betrouwbare thuisbasis”. Hij was een koning die zojuist van zijn troon was gestoten. Langzaam, als in een droom, stak hij zijn hand uit en nam de sleutels aan. Het koude metaal brandde in zijn vingers.

— Nou… laten we dan maar gaan, — bracht hij hees uit, zonder naar zijn vrouw of zijn vrienden te kijken.

Stas en Ljocha raapten zwijgend en ongemakkelijk hun tassen op en sjokten hem achterna naar de auto. Er was geen gelach of grappen meer. Alleen het schuren van schoenen over het grind. Ira bleef op het stoepje staan, terwijl ze hen nakeek. Ze hoorde hoe de portieren dichtsloegen, hoe de motor ontevreden gromde. De auto draaide en reed weg, haar vroegere leven met zich meenemend. Ze draaide zich langzaam om, ging naar binnen en sloot de deur achter zich. Binnen was het stil en schoon. En die stilte was de luidste overwinning van haar leven.

Nog geen uur later. Ira liep niet door het huis, keek niet uit het raam. Ze zat achter haar nieuwe bureau in haar nieuwe werkkamer. De laptop was dicht. Ze zat gewoon in haar bureaustoel, draaide langzaam heen en weer en keek naar de perfect geordende boeken. Ze wachtte niet op Gleb. Ze wachtte op de ontknoping. Het geluid van een sleutel die in het slot draaide klonk ongewoon hard in deze nieuwe, snijdende stilte.

Zware stappen in de hal. Hij trok zijn schoenen niet uit, liep rechtstreeks de woonkamer in en liet vuile sporen achter op de schone vloer. Ira stond langzaam op en ging hem tegemoet. Hij stond midden in de kamer, ineengedoken, de handen tot vuisten gebald. Zijn gezicht was donker van ingehouden woede. Hij keek haar niet aan, zijn blik was op de vloer gericht.

— Wat was dat net? — zijn stem was laag en dof, zonder de gebruikelijke sonore klank.

Ira antwoordde niet. Ze liep naar de bank en schikte het kussen dat hij ooit met zijn voet had weggetrapt.

— Je hebt me belachelijk gemaakt, — vervolgde hij, terwijl hij haar aankeek. In zijn ogen lag geen gekwetstheid, alleen koud, ijl wit razernij. — Je hebt me vernederd. Voor mijn beste vrienden. Weet je hoe ze naar me keken? Als naar een pantoffelheld die in zijn eigen huis geen orde kan houden.

— Orde? — Ira glimlachte schamper; voor het eerst die avond was haar glimlach volledig verstoken van warmte. — Orde heb ik vorige zondag gebracht. Toen ik het parket schoonmaakte van het bier dat Stas had gemorst. Toen ik het vette vlekken uit het tafelkleed probeerde te halen, die Ljocha erop had laten vallen met zijn sjasliek. Toen ik peuken uit mijn favoriete ficus viste. Noem jij dat orde?

Gleb trok samen, alsof hij een klap kreeg.

— Dat zijn kleinigheden! Gewoon spullen! Vriendschap is belangrijker dan een parketvloer! We zijn samen door dik en dun gegaan!

— Jullie zijn “door” mijn cognac gegaan, die ik voor mijn jubileum had gekregen, — haar stem was vlak en staalhard, als het lemmet van een mes. — Jullie zijn “door” mijn servies gegaan, dat ik daarna urenlang heb moeten schoonkrabben. Jullie zijn “door” mijn weekends gegaan, die ik niet besteedde aan rust, maar aan het bedienen van jou en je zogenaamde “vriendschap”.

Hij deed een stap naar haar toe, zijn gezicht verwrongen.

— Wat begrijp jij er eigenlijk van! Dit gaat om reputatie! Ik heb dit imago jarenlang opgebouwd! Het imago van een gastvrije, gulle kerel, bij wie het huis altijd vol is, waar vrienden altijd welkom zijn! Een plek waar je op elk moment kunt komen en waar je ontvangen wordt! Jij hebt dat allemaal kapotgemaakt! In één avond! Jij hebt vernietigd wat voor mij het belangrijkst was!

Hij schreeuwde bijna, legde al zijn pijn en vernedering in die woorden. Hij wachtte erop dat ze zou schrikken, zich zou terugtrekken, zich zou gaan verdedigen. Maar Ira keek hem rustig aan, met iets wat leek op onderzoekende belangstelling.

Ze liet hem uitrazen, wachtte tot de laatste golf van zijn woede wegstierf en alleen zijn zware ademhaling achterbleef. Toen sprak ze de zin uit. Niet luid, niet in de hitte van een ruzie. Ze zei het als een definitief vonnis, als een nieuwe axioma van hun universum.

— Zijn je vrienden bij je aangekomen? Geweldig! Ik hoop dat ze het fijn zullen vinden in dat smerige hotel, want in ONS huis is er geen plaats meer voor hen! En dat zal er ook nooit zijn!

Dat was alles. Geen geschreeuw, geen dreigementen. Alleen een constatering. Gleb verstijfde. Hij keek naar haar, en de woede op zijn gezicht maakte langzaam plaats voor verbazing, en daarna voor iets dat op angst leek.

Plotseling besefte hij dat hij niet tegenover zijn Ira stond. Niet tegenover die warme, hulpvaardige, wat vermoeide vrouw die altijd het decor vormde voor zijn kleurrijke leven. Voor hem stond een vreemde, koele, messcherpe onbekende met ogen van poolijs.

Hij begreep dat de wereld waarin hij koning was en zij zijn trouwe, zwijgende dienares, zojuist was ingestort. En de brokstukken van die wereld, scherp en meedogenloos, lagen nu voorgoed tussen hen in en hadden hun gezamenlijke huis veranderd in twee vijandige, onverzoenlijke staten…

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE