ADVERTENTIE

Wees wees nam drie kinderen van een overleden vriend in huis. Iedereen wees met de vinger, maar een jaar later gebeurde het onverwachte.

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

In een stil, maar streng kindertehuis, verscholen tussen grijze bakstenen muren en spaarzame zonnestralen, werden twee jongens altijd als broers beschouwd.

Andrej en Jura — niet van bloed, maar van hart. Vanaf de eerste wieg, vanaf hun eerste stapjes, waren ze onafscheidelijk, als twee helften van één geheel. Hun vriendschap had geen woorden nodig — ze sprak uit elke blik, elk gebaar, elk stilzwijgend beloofde: “Ik ben bij je. Altijd.” In een wereld waar warmte een luxe was en tederheid een zeldzaam geschenk, werden zij elkaars thuis.

De verhalen over hun afkomst waren tragisch, als toneelstukken die het lot zelf in donkere tinten had geschreven. Jura’s ouders kwamen om bij een verschrikkelijk ongeluk — op de avond dat hun huis vervuld was van drank en vrolijkheid, vergaten ze de ventilatie. Toen de buren ’s ochtends de gaslucht roken, was het al te laat.

Zijn moeder en vader stierven, en lieten hun vijfjarige zoon achter bij zijn grootmoeder, zonder te weten dat het hun laatste afscheid zou zijn. Andrej werd geboren uit een alleenstaande vrouw, die bij het zien van haar spiegelbeeld begreep dat ze haar zoon geen stabiliteit of toekomst kon bieden. Met een gebroken, maar waardige ziel, besloot ze haar kind naar het kindertehuis te brengen… en uit het leven te stappen. Alleen een brief bleef achter: “Het spijt me, zoon. Ik kon geen moeder voor je zijn. Laat dit jouw kans zijn.”

Binnen de muren van het tehuis werden de twee jongens elkaars houvast. Wanneer de begeleiders schreeuwden, andere kinderen hen plaagden, en de winternachten eindeloos leken, zaten ze gewoon naast elkaar, hielden elkaars handen vast en zwegen. Soms droomden ze. Droomden van een warm thuis, van een moeder die hen over het hoofd aaide, van een vader die zou leren autorijden. Maar meestal droomden ze er simpelweg van elkaar nooit kwijt te raken.

Eens, in een opwelling van wanhoop en verlangen naar ontsnapping, begingen ze een daad die hen bijna hun plek in het tehuis kostte. ’s Nachts glipten ze weg, slopen naar de markt en stalen wat voedsel — brood, kaas, een blik gecondenseerde melk. Niet uit hebzucht, maar uit honger.

Uit het gevoel dat de wereld hen niet zag. Ze werden betrapt, maar toen men hun ogen zag — vol angst en pijn — vergaf de directie hen. Het was hun enige misstap, maar het bleef in hun geheugen gegrift. Het gerucht bereikte echter de hogere instanties, en enige tijd volgde er een onderzoek in het tehuis. Maar zelfs dat kon de broers niet scheiden.

Er was nog een herinnering die hen met warmte vervulde. Om de paar maanden kwam er een man naar het tehuis — een sponsor, maar niet zomaar een rijke man die cadeaus uitdeelde. Hij was warm, oprecht, met ogen vol goedheid. Hij speelde met de kinderen, luisterde naar hun dromen, lachte om hun grappen.

Op een dag schonk hij Andrej en Jura elk een merkhorloge — niet zomaar een accessoire, maar een symbool: “Jullie zijn mensen. Jullie zijn belangrijk.” Die horloges werden voor hen heilig. Ze droegen ze zelfs onder de douche, zelfs in hun slaap. Het waren geen gewone horloges — het waren talismannen, een herinnering dat er goedheid bestond in de wereld.

De jaren gingen voorbij. De jongens werden tieners. Hun puberteit bracht de eerste verliefdheden, de eerste teleurstellingen, de eerste liefdesverdriet. Andrej en Jura vielen vaak op dezelfde meisjes — hun smaak was wonderlijk gelijk: lang, met opvallende ogen en een glimlach die ijs kon doen smelten. Maar telkens gunden ze elkaar de voorrang. “Jij zag haar eerst — ga maar,” zei de één. “Nee, zij vindt jou leuker — ga jij maar,” antwoordde de ander. Hun vriendschap was sterker dan passie. De opvoeders keken bezorgd naar hen: “Zullen ze echte mannen worden? Kunnen ze ooit leren lief te hebben? Of vergeven?”

Toen kwam de oproep. Legerdienst. De medische keuring wees uit dat beiden geschikt waren. Maar het lot was, zoals altijd, wreed — ze werden naar verschillende delen van het land gestuurd. Voor het afscheid omhelsden ze elkaar stevig, als bloedbroeders. En daar, bij de poort van de kazerne, wisselden ze hun horloges — diezelfde die ze ooit van de sponsor hadden gekregen. “Laat ieder van ons een deel van de ander dragen,” zei Jura. “Schrijf me. Ik wacht op je,” antwoordde Andrej.

Andrej werd verliefd op de zee en besloot in dienst te blijven aan boord van een schip. De golven, de zoute wind, de sterren boven zijn hoofd — ze werden zijn nieuwe leven. Jura keerde terug naar zijn geboortestad. Het eerste wat hij deed, was naar het oude kindertehuis gaan. Maar hun geliefde opvoeder, Valerij Michajlovitsj, was er niet meer. Alleen een oude schoonmaakster fluisterde: “Hij is met pensioen. Hier is zijn adres.”

Jura vond het vijfverdiepingenhoge flatgebouw, toetste het nummer in. En toen de deur openging, stond er een grijze, maar nog steeds even vriendelijke man voor hem. Ze omhelsden elkaar. Zoals een vader en zoon elkaar omhelzen. In het appartement rook het naar muntthee en koekjes. Valerij Michajlovitsj schonk de kopjes in, glimlachte:

— Nou kijk eens aan, wat voor man er van jou geworden is! Hoe gaat het, jongen?

— Best wel… leeg, — antwoordde Jura eerlijk.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE