Op dat moment drong de realiteit tot me door: Megan was zonder ons medeweten in ons huis geweest.
Terwijl we sliepen, was ze door onze kamers gelopen, had ze onze spullen aangeraakt en dat cadeautje onder onze kerstboom geschoven alsof ze daar thuishoorde – alsof ze al deel uitmaakte van onze familie.
De vragen bleven maar komen. Wat had ze nog meer gedaan terwijl ze in ons huis was?
Op dat moment kwam Simon binnen. Aan zijn gezicht te zien, wist ik meteen dat hij vanuit de gang had meegeluisterd.
‘Mam… is die andere moeder slecht?’ vroeg hij zachtjes.
Ik knielde voor hem neer en koos mijn woorden zorgvuldig. « Ze is… in de war, schat. »
Wat had ik nog meer kunnen zeggen? Hoe leg je aan een vijfjarige uit dat iemand die hij vertrouwde niet veilig was?
Hij fronste zijn wenkbrauwen en voegde er toen iets aan toe waardoor het me bloed in de aderen stolde.
“Ze kwam me op school opzoeken. Ze zei dat ze een sleutel van ons huis nodig had om ons te verrassen met het kerstdiner.”