Haar handen trilden. Ze zocht verder en vond een brief, in vieren gevouwen. Het papier vergeeld, de inkt vervaagd. De eerste zin luidde:
“Maria, ik kan deze verantwoordelijkheid niet op me nemen…”
Er volgden uitvluchten, angst, afstand nemen. Geen naam, geen adres. Alleen een ondertekening: “Vergeef me. A.”
Ze las de brief opnieuw en opnieuw, alsof de woorden konden veranderen.
’s Avonds ging ze naar haar moeder in de keuken.

– Mam… Wie was mijn vader?
Haar moeder keek haar lang aan. In haar ogen geen woede, geen paniek – alleen uitputting.
– Je hebt het gevonden… Ik wist dat deze dag ooit zou komen.
En toen vertelde ze haar de waarheid. Dat ze jong was geweest. Dat hij getrouwd was. Dat hij beloofde te vertrekken, maar zich terugtrok. Dat hij verdween. En dat zij samen met oma besloten hadden dat het makkelijker zou zijn om haar groot te brengen met een mooi verhaal, dan met de pijnlijke waarheid over een lafaard.
Tatjana zweeg. Iets in haar brak.
– Kun je me vergeven? – vroeg haar moeder.
Ze gaf geen antwoord.
Maar de volgende ochtend stond ze weer op – zoals altijd. Om 6:45.
De geur van havermout vulde opnieuw de keuken.
En in die geur zat iets nieuws – geen woede, geen haat, maar begrip.
Haar moeder was geen vijand. Alleen een mens die ooit bang was.
En Tatjana besloot: ze zou de opdracht inleveren. Maar de stamboom zou bij haar beginnen.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !