In een klein stadje, waar iedereen elkaar op z’n minst van gezicht kende, klonk de naam van Aleksej als een belofte – een belofte van leven, van kansen, van redding.

Zijn achternaam was een synoniem voor medisch vakmanschap, een symbool van generaties artsen wier toewijding aan het beroep geen grenzen kende. Het was meer dan een traditie – het was een pad, geplaveid met decennia van onbaatzuchtig werk en honderden, zo niet duizenden, geredde levens.
Zijn grootouders – jonge militaire artsen – hadden elkaar aan het front leren kennen, te midden van geweerschoten en het kreunen van gewonden. Hun handen, nog ongeschonden door ouderdom, werkten onvermoeibaar: ze verwijderden granaatscherven, hechtten wonden, haalden soldaten terug uit het rijk der dood. De portretten van deze mensen hingen in Aleksejs huis als heiligen van de familie – streng, maar vol liefde en waardigheid.
Zijn ouders, Jegor en Marina, zetten het werk van hun ouders voort. Ze hadden de oorlog niet meegemaakt, maar hun slagveld werd de operatiekamer. Hun romance begon onder het koele licht van de operatielampen, tussen de geur van antiseptica en het monotone gepiep van apparaten. Wat begon als een werkrelatie, groeide uit tot een sterke band tussen twee harten, verbonden door de eed van Hippocrates en wederzijdse liefde.

Aleksej groeide op in een sfeer van heilige plicht. Hij was een stil, bedachtzaam kind met de diepe ogen van zijn vader. Hij was een uitmuntende leerling, won olympiades in biologie en scheikunde, alsof hij de kennis uit de natuur zelf opzoog. Hij sprak nooit openlijk over zijn plannen, maar zijn ouders wisten genoeg. Ze drongen niet aan – ze wachtten gewoon. Hun verwachting hing als een stille, tastbare aanwezigheid in huis.
Na zijn eindexamen zei Aleksej, verlegen maar vastberaden, dat hij zich had ingeschreven voor de medische faculteit en chirurg wilde worden. Zijn vader knikte slechts, en zijn moeder kon haar tranen van trots niet bedwingen. De dynastie zou worden voortgezet.
De studententijd sleurde Aleksej mee in een maalstroom van colleges, slapeloze nachten en zeldzame maar luidruchtige feesten. Op een avond in mei, tijdens zo’n bijeenkomst, leunde hij vermoeid tegen de muur van de aula en keek naar de dansende menigte. Toen zag hij haar.
Tussen de vele gezichten viel zij meteen op, als een lichtflits. Gouden haren, blauwe ogen, diep als de zomerlucht na een regenbui. Ze stond wat opzij, pratend met een vriendin, en haar lach was zo licht en oprecht dat Aleksejs hart even stil bleef staan.
Haar naam werd van het podium geroepen – Olga. Ze kwam naar voren, pakte een gitaar en begon te zingen. Niet perfect, niet luid, maar met zoveel warmte en gevoel dat hij, iemand uit de wereld van exacte wetenschappen, besefte: dit is liefde. Vanaf de eerste noot.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !