Hij had de straat overleefd, hij had vernederingen doorstaan. Nu was hij een soort grootvader, vader, peetvader van alle zwerfdieren in de buurt. En hij had de beste plek – direct bij de ingang van de dierenwinkel.
Anderen – vies, mager, verwilderd – mochten niet in de buurt komen. Moisja at uitsluitend uitgebalanceerd, kwaliteitsvoer. Wie dichterbij probeerde te komen, ontmoette zijn ijzige smaragdgroene blik en een grom vol dreiging.
Maar met mensen speelde hij een andere rol. Hij was een acteur, een kunstenaar.
Elke dag, rond een uur of twee, als de school uit was, nam hij zijn plek in – op de stenen vensterbank links van de winkeldeur, precies op maat voor zijn lichaam. Hoe dichter een kind naderde, hoe triester zijn blik werd. Ik zou niet verbaasd zijn als hij op een dag een traan zou laten.
Ook ik was de eerste keer gevallen voor zijn acteerwerk. Mijn hart brak, mijn benen droegen me automatisch naar binnen, de verkoopster schepte zonder woorden kattenvoer. “Kss-kss!”, riep ik terwijl ik naar buiten rende om de arme, manke, eenogige kat te voeren.
De „gehandicapte” keek me aan, pakte het zakje in zijn bek en droeg het naar de schaduw. Geen „bedankt”.
De volgende dag hetzelfde verhaal. “Mama, kijk, wat een zielig katje!” – ander kind, andere moeder, dezelfde scène.
Na een paar dagen vroeg ik de verkoopster:
– Wat is dat eigenlijk voor toneelstuk dat zich elke dag voor jullie winkel afspeelt?

– O, dat is onze ster, Moisja. Doet hij al een jaar! Wat een boef hè?
– Dat zie ik. Maar waar blijft al dat voer? Hij eet als drie katten. Hij zou allang uit elkaar moeten knappen…
– Dat vroeg ik me ook af. Totdat ik zag waar hij alles heen brengt…
– Echt? Waarheen dan?
– Blijf nog even kijken, dan zie je het zelf.
Ik ging weer naar buiten. Moisja negeerde me – ik had geen voer.
En toen hoorde ik zacht gemiauw uit de struiken, net om de hoek van de winkel. Daar kwam Ze tevoorschijn.
De mooiste poes die ik ooit had gezien. Rookgrijs met witte pootjes, een wit puntje aan haar staart, een sierlijke snuit en goudoranje ogen die glansden als de zon.
Ze rekte zich uit, miauwde zachtjes, liep naar de oude krijger, wreef langs zijn littekens, likte hem, spinde… en verdween weer.
En op het gehavende gezicht van Batumi’s beroemdste kat verscheen iets wat ik niet had verwacht: pure, diepe, totale gelukzaligheid.
Ik keek naar hem en glimlachte. Onze blikken kruisten elkaar – en ik zweer je, hij knipoogde naar me.
“Sorry… hebben jullie kattenvoer?” — klonk weer het zachte kinderstemmetje vanuit de winkel.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !