De pitbull genaamd Pljoesja was een bijzondere hond. Als puppy werd hij in het gezin opgenomen – in letterlijke zin ter vervanging van een knuffeldier. Hij werd een levende speeltje voor de man, zijn vrouw en hun kleine dochtertje. Ze gaven hem van hand tot hand om hem te knuffelen, te strelen en iets liefs toe te fluisteren.

Hij wist niet waarom een hond tanden nodig heeft of waarom je eigenlijk blaft – hij had er geen idee van. Hij blafte helemaal niet. Maar na verloop van tijd ontwikkelde hij zijn eigen taal – piepjes, jankjes, zachte keelgeluidjes.
De binnenplaats van hun huis kwam uit op een rustige, maar belangrijke straat in een woonwijk. En elke ochtend, wanneer de baasjes weggingen voor hun bezigheden en het meisje naar school ging, bracht Pljoesja de dag op dezelfde manier door. Hij liep naar het lage hek, ging op zijn achterpoten staan en steunde met zijn snuit op de bovenste lat. Het hek reikte hem tot aan zijn keel.
Niemand dacht eraan zo’n lieverd binnen te sluiten. De baas zei eens gewoon:
— Pljoesja, je mag niet naar buiten. Blijf thuis. Begrijp je?
En de hond knikte op zijn eigen manier brommend instemmend.
Zo ging het altijd. Hij keek naar voorbijgangers, maakte vriendelijke geluidjes en droomde ervan contact te maken.
Maar op een dag trok iets bijzonders zijn aandacht. Aan de overkant van de straat stonden huizen met grote ramen en glazen deuren. En daar, achter het glas, verscheen hij…
Een grote, vermoeide, onverzorgde bleekgrijze kat. Elke ochtend kwam hij naar de huizen en keek naar de huiskatten. Die haastten zich naar het raam alsof ze wilden praten. En hij – zat zwijgend, met eindeloze droefheid in zijn ogen. Soms miauwde hij zacht. Soms keek hij gewoon en huilde.

Het was duidelijk dat hij ooit ook in warmte had geleefd, maar nu was hij weggestuurd. Nu kwam hij niet om eten te vragen, maar gewoon om ergens écht en gezellig bij te zijn. Sommige voorbijgangers vonden hem niet vervelend – ze voerden hem. Maar hij ging niet weg. Eten was niet het belangrijkste. Hij verlangde naar iets anders.
Pljoesja keek naar hem, met een samengeknepen hart. Hij piepte en riep voorbijgangers om aandacht voor de kat. Op een dag zag de baas dit en dacht dat de hond verdrietig was door gebrek aan aandacht. Hij schreef een bericht:
“Pljoesja is heel lief. Hij is verdrietig als je langsloopt zonder hem te aaien. Geef hem alsjeblieft wat aandacht!”
Voorbijgangers luisterden. Mensen kwamen dichterbij, streelden hem en spraken lieve woorden. Hij kwispelde dankbaar met zijn staart en likte handen. Maar zijn ziel huilde – want hij riep niet voor zichzelf.
“Kijk eens om je heen,” leek hij te roepen, “kijk daar, naar die arme kat! Hij heeft liefde nodig! Hij, niet ik!”
Maar mensen begrepen het niet. Ze zagen de kat niet. Hij was onderdeel van de achtergrond. Een gewone zwerfkat. Er zijn er honderden.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !