’s Avonds, half staand van vermoeidheid, deed ik het allemaal: wassen, schoonmaken, strijken. En hij?
Eerst begon hij “over te werken”, toen kwamen er “zakenreizen”, en uiteindelijk bleef hij hele nachten weg.
En nu? Nu stond hij daar, zijn koffer pakkend.
– Zal ik je helpen inpakken? – vroeg ik glimlachend.
Hij verstijfde, keek me verward aan.
– Wat? Geen tranen? Geen ruzie? Laat je me zomaar gaan?
Ik glimlachte flauwtjes.
– Wat houdt je hier nog? We leven al tijden als vreemden. Geen respect, geen warmte.
Hij snoof:
– Geen steun? Ik laat je alles wat ik heb opgebouwd!
Ik haalde diep adem.
– Het huis is van mij. De auto ook. Dus, lieverd… ga maar gerust.
Toen de deur achter hem dichtviel, voelde ik iets steken in mijn borst – geen verdriet, nee. Het was het besef hoeveel jaren ik had geleefd voor anderen, niet voor mezelf.
Maar ik stond mezelf geen verdriet toe. Ik kocht jurken die ik vroeger “ongepast voor een getrouwde vrouw” vond. Ik ging voor het eerst in jaren naar de kapper, veranderde mijn kapsel, liet mijn nagels doen. Ik droeg rode lippenstift en lachte naar mijn spiegelbeeld.

– Mevrouw Valentina, wat ziet u er stralend uit! – merkte de buurvrouw op. – Bent u misschien verliefd?
– Misschien gewoon… eindelijk vrij! – lachte ik.
Ik begon te leven. Echt leven. Voor mezelf.
Totdat… er op de deur werd geklopt.
– Doe open! Mijn sleutel past niet meer!
– Natuurlijk niet, – antwoordde ik zonder open te doen. – Ik heb de sloten vervangen.
– Alsjeblieft, doe open. Ik heb een fout gemaakt. Jij bent de enige die ik ooit heb liefgehad.
Ik leunde met mijn voorhoofd tegen de deur en glimlachte.
– Of heb je gewoon niemand anders meer om naartoe te gaan?
Het bleef stil. En daarna… doffe voetstappen op de trap.
Naïef. Dacht hij echt dat ik op hem zou wachten? Nee, beste man. Nu heb ik mijn eigen leven. En daarin voel ik me goed.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !