“Oom, kom alsjeblieft… haal mijn zusje op… ze heeft al heel lang niets gegeten…”

Het meisje draaide zich plotseling om en verstijfde van verbazing.
– “Alsjeblieft… neem tenminste mijn zusje mee… ze heeft zo’n honger…”
Die stille, wanhopige stem die door het straatlawaai sneed, trof Igor Levshin onverwacht. Hij was gehaast – nee, hij vluchtte haastig, alsof een onzichtbare vijand hem op de hielen zat. De tijd tikte. Miljoenen dollars hingen af van één beslissing, die vandaag tijdens de vergadering genomen moest worden. Sinds Rita – zijn vrouw, zijn licht, zijn anker – was overleden, had alleen zijn werk nog betekenis voor hem.
Maar die stem…
Igor keerde terug.
Voor hem stond een jongen, een jaar of zeven. Mager, in gescheurde kleren, met tranen in zijn ogen. In zijn armen hield hij een klein bundeltje – een baby, gehuld in een versleten, oude deken. Het meisje beefde zwakjes, en de jongen hield haar stevig vast, alsof hij haar enige bescherming was in een onverschillige wereld.
Igor aarzelde. Hij wist dat hij eigenlijk geen minuut te verliezen had. Maar iets in die kinderblik, in dat eenvoudige “alsjeblieft”, raakte een langvergeten snaar diep vanbinnen.
– “Waar is je moeder?” vroeg hij zacht, terwijl hij naast hem ging zitten.

– “Ze zei dat ze terug zou komen… maar het zijn al twee dagen… ik wacht hier, voor als ze terugkomt…” De stem van de jongen beefde, en hij klemde zijn hand om het bundeltje.
Zijn naam was Maksim. De baby heette Taisia. Ze waren helemaal alleen gelaten. Geen briefje, geen uitleg – enkel hoop, waaraan dit zevenjarige jongetje zich wanhopig vastklampte als een drenkeling aan een strohalm.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !