Na afloop bracht Rakhmat haar naar huis. In de vertrouwde kamer gaf hij haar allereerst plechtig de envelop met het beloofde geld. Ljoesja nam het aan en voelde een vreemde zwaarte in haar hand — het gewicht van haar beslissing, van haar wanhoop en van haar nieuwe rol. Daarna haalde Rakhmat uit zijn zak een klein doosje van fluweel. Op het zwarte fluweel lag een sierlijke gouden ketting.
— Dit is een cadeau voor jou, — zei hij zacht. — Ik wilde een ring kopen, maar kende je maat niet. Ik… ik wil niet vertrekken. Ik wil dat je echt mijn vrouw wordt.
Ljoesja verstijfde, niet in staat een woord uit te brengen.
— Deze maand heb ik je ziel via de telefoon gehoord, — vervolgde hij, en zijn ogen gloeiden met een serieuze, volwassen vurigheid. — Ze is goed, zuiver, zoals die van mijn moeder. Mijn moeder is gestorven, zij was de tweede vrouw van mijn vader, en hij hield veel van haar. Ik ben van jou gaan houden, Ljoedmila. Echte liefde. Sta me toe hier te blijven. Bij jou.
Dit was geen verzoek om een schijnhuwelijk. Dit was een aanzoek. En Ljoesja, kijkend in zijn eerlijke, droevige ogen, zag daarin geen medelijden, maar datgene waar ze allang niet eens meer van durfde dromen — respect, dankbaarheid en ontluikende tederheid.

De volgende dag vertrok Rakhmat, maar dit keer was het geen afscheid, maar het begin van een wachten. Hij werkte in de hoofdstad met zijn landgenoten, maar elk weekend kwam hij naar haar toe. En toen Ljoesja ontdekte dat ze een kind verwachtte, zette Rakhmat een nieuwe stap: hij verkocht een deel van zijn aandeel in het gezamenlijke werk, kocht een tweedehands Gazelle-busje en keerde voorgoed terug naar het stadje. Hij begon met vervoer, bracht mensen en goederen naar het districtcentrum, en dankzij zijn arbeidzaamheid en eerlijkheid floreerde zijn werk al snel.
Daarna werd hun zoon geboren. En drie jaar later nog één. Twee mooie, donkergetinte jongens met de ogen van hun vader en de vriendelijke, opgewekte aard van hun moeder. Hun huis vulde zich met geschreeuw, gelach, het gestamp van kleine voeten en de geur van echt gezinsleven.
Haar man dronk niet, rookte niet — zijn geloof stond dat niet toe —, was ongelooflijk hardwerkend en keek naar Ljoesja met zoveel liefde dat de buurvrouwen jaloers keken. Het leeftijdsverschil van acht jaar loste op in die liefde en werd volkomen onzichtbaar.
Maar het meest wonderlijke gebeurde met Ljoesja zelf. Ze bloeide als het ware van binnenuit open. Zwangerschappen, een gelukkig huwelijk, de noodzaak te zorgen niet alleen voor zichzelf, maar voor haar gezin — dat alles deed haar lichaam herboren worden. De overtollige kilo’s smolten vanzelf weg, dag na dag, alsof ze slechts een nutteloze schaal waren geweest die het tere en kwetsbare wezen tot de juiste tijd had beschermd. Ze volgde geen diëten, haar leven vulde zich gewoon met beweging, zorgen en vreugde. Ze werd mooier, in haar ogen verscheen een glans, in haar tred een veerkrachtige zekerheid.
Soms, als ze bij de kachel stond, die nu zorgvuldig door Rakhmat werd gestookt, keek Ljoesja naar haar spelende zoontjes op het tapijt en ving ze de warme, vol aanbidding zijnde blik van haar man op. Dan dacht ze aan die vreemde avond, aan die tweeduizend roebel, aan buurvrouw Nadezjda en aan het feit dat het grootste wonder vaak niet in bliksemschichten komt, maar in een klop op de deur — met een onbekende met droevige ogen, die haar op een dag niet een schijnhuwelijk bracht, maar een heel nieuw leven. Een echt leven.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !