— Ik bel omdat… Margarita in het ziekenhuis ligt. Haar hart. Vladik is op zakenreis, Serjozja en Larisa zijn op hun datsja. Er is niemand die naar haar toe kan gaan.
Julia zweeg. In haar borst bewoog iets — geen medelijden, geen woede. Gewoon vermoeidheid.
— Zeg haar dat ik haar beterschap wens, — zei ze kalm. — Maar ik kan niet komen.
— Dat begrijp ik, — antwoordde tante Anja onverwachts. — Ik begrijp het helemaal, meisje. Ze heeft het aan zichzelf te danken. Ik dacht alleen, misschien jij…
— Nee. Het spijt me.
Julia hing op. Ze bleef bij het raam staan en keek naar de lichtjes van de stad. Ergens daar, in een of ander ziekenhuis, lag een vrouw die haar ooit “straaltje zon” had genoemd. Maar dat straaltje was allang gedoofd.
Julia dronk haar thee op, pakte het contract en begon de voorwaarden aandachtig door te lezen. Morgen moest ze naar de bank om de hypotheek af te sluiten. Een nieuw leven beginnen. Haar eigen leven, waarin niemand zou bepalen hoeveel ze waard was of wat ze verdiende.
Buiten viel sneeuw. De stad leefde haar eigen leven. En Julia leefde ook — rustig, gelijkmatig, zonder omkijken naar het verleden. In haar ogen was geen wrok meer en geen woede. Alleen een vast vertrouwen: andermans beslissingen en gekregen appartementen bepalen je lot niet. Iedereen bouwt zijn eigen leven zelf.
En zij bouwde dat van haar. Dag na dag, steen voor steen. Zonder hulp, zonder steun, maar ook zonder schulden van dankbaarheid voor iets wat ze nooit had gekregen.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !