‘Je man heeft jou niet nodig, maar wél jouw prachtige appartement in het centrum!’ hield mijn moeder me voor.
Het tuinhek kraakte schel en onaangenaam, alsof het het einde van weer een ruzie tussen ons wilde onderstrepen. Ik haastte me bijna naar de auto, terwijl ik mijn tranen inslikte en voelde hoe mijn handen hevig trilden.

Achter me bleef een half omgespitte moestuin, ongeplukte frambozen en… mama. Opnieuw alleen op haar datsja.
De dag was heet geweest. Tegen drie uur ’s middags was werken niet meer te harden. Precies toen begon het allemaal.
‘Lenotsjka, ga even zitten,’ riep mama, terwijl ze het zweet van haar voorhoofd wiste. ‘We moeten praten.’
Ik wist al waar het over zou gaan. De afgelopen zes maanden eindigden al onze gesprekken met hetzelfde.
‘Lieverd, begrijp me toch, ik maak me zorgen om je. Zeg eens, waarom wil je man geen kinderen? Jullie zijn al drie jaar getrouwd en nog steeds niets! Terwijl jij vroeger zo droomde van een baby…’
‘Mam, we hebben dit al besproken! Eerst willen we wat steviger op eigen benen staan, de verbouwing afmaken…’
‘Welke verbouwing? In jouw appartement? Dat vroeg of laat…’ Ze stokte, maar ik was al op dreef.
‘Maak het maar af, mam! Wat dan? Dat mijn man het van me zal afpakken? Is dat wat je wilde zeggen?’
‘Is dat dan niet zo? Denk je werkelijk dat hij van je houdt? Hij wil alleen jouw schitterende appartement in het centrum! Anders zet hij je straks als een straathond buiten!’
Die woorden haalden me in toen ik al bij de auto was. Ik draaide me scherp om. Mama stond op de veranda, haar armen over elkaar geslagen. In haar vaal geworden katoenen ochtendjas leek ze klein en kwetsbaar, maar haar blik was vol koppigheid en een soort wanhopige vastberadenheid.
‘Mama, hou op! Jij was het toch die hem hebt uitgekozen, weet je nog? Jij zei dat hij zo fatsoenlijk was, zo betrouwbaar…’
‘Precies! Hij leek fatsoenlijk! En nu? Hij zit de hele dag thuis, zogenaamd aan het werk. Normale mannen…’
‘…gaan naar kantoor, ja?’ viel ik haar in de rede. ‘Weet je eigenlijk hoeveel hij verdient met dat thuiswerken? We zijn dit jaar al twee keer op vakantie geweest!’
‘Precies, hij smijt met jouw geld! Zo verdwijnt ook je appartement! Voor je het weet ben je alles kwijt! Hij zal je bedriegen en laten vallen! Domme gans! Ik zeg het al voor de duizendste keer: je móét dat appartement op mijn naam zetten voordat het te laat is! Anders merk je het pas als je onder een brug staat! Ik ben je moeder, ik zou je toch niets slechts aanraden.’
Ik keek mama aandachtig in de ogen…
Drie jaar geleden was alles anders. We waren niet alleen moeder en dochter, we waren beste vriendinnen. Zij was altijd de eerste die al mijn geheimen te horen kreeg, we konden uren bellen en samen naar uitverkopen gaan.
Toen ik Andrej ontmoette, was mama blij voor me als niemand anders.
‘Zo’n serieuze man,’ zei ze toen, ‘en zulke vriendelijke ogen. Een echtgenoot voor het leven!’
Na het huwelijk begon haar houding tegenover mijn kersverse echtgenoot plots te veranderen. Eerst waren het kleinigheden: een misprijzende blik als Andrej haar beroemde taart niet helemaal opat, een opmerking dat hij ‘te veel tijd achter de computer doorbracht’. Daarna kwamen er steeds meer verwijten: kritiek op zijn werk, toespelingen op zijn vermeend koele houding tegenover mij.
En toen verscheen die obsessie met het appartement.
Andrej probeerde zich buiten onze conflicten te houden.
‘Ik wil geen splijtzwam zijn,’ zei hij. ‘Dit is iets tussen jou en je moeder, ik moet me er niet mee bemoeien.’
Op mijn verzoek beperkte mijn man het contact met mijn moeder tot een minimum: hij kwam alleen nog op familiefeesten en vertrok meteen weer…
Ik startte de motor en wierp een laatste blik op het zomerhuisje. Ik herinnerde me hoe we daar samen op de veranda thee met abrikozenjam dronken, onze vertrouwelijke gesprekken tot zonsopkomst, haar warme handen op mijn schouders…
Waar was dat allemaal gebleven?
‘Len, misschien blijf je nog even?’ klonk mama’s stem in de verte. ‘Ik bak een taart. Je lievelingstaart. Met appels en kaneel…’
‘Sorry, mam. Ik kan hier niet langer blijven…’
Ik schudde mijn hoofd en reed weg. In de achteruitkijkspiegel zag ik haar eenzame gestalte. Mijn hart kromp van pijn. Maar teruggaan kon ik niet: vanbinnen kookte alles van gekwetstheid en woede.
Pas toen ik de hoofdweg bereikte, merkte ik dat ik huilde.
Mama’s woorden over Andrej bleven als vergiftigde naalden in mijn hoofd steken. Nooit eerder had ik aan mijn man getwijfeld, maar nu…
Wat als er toch een kern van waarheid in haar angsten zat? Wat als ik werkelijk iets belangrijks over het hoofd zie?
Thuis kwam ik terug rond zes uur.

Andrej was er niet. In het appartement heerste een holle stilte, alleen onderbroken door het tikken van de klok. Ik raakte zoals gewoonlijk even het klokhuis aan, zoals ik altijd deed als ik voorbijliep. Dat gebaar stelde me om de een of andere reden gerust, het herinnerde me aan tijden waarin alles eenvoudig en duidelijk leek.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !