ADVERTENTIE

In 1990 werden twee zieke kinderen bij mij achtergelaten. Ik verzorgde hen alsof het mijn eigen kinderen waren, maar één van hen kon ik niet redden

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

In 1990 werden twee zieke kinderen bij mij achtergelaten. Ik verzorgde hen alsof het mijn eigen kinderen waren, maar één van hen kon ik niet redden

— Geloof je in wonderen, Maria? — vroeg Fiodor, terwijl hij op de traptrede van de veranda zat, het zweet van zijn voorhoofd veegde. — In het feit dat de hemel plotseling reageert op je gebeden?

— Ik geloof in hard werken en doorzettingsvermogen, — antwoordde Maria, terwijl ze zijn schouder aanraakte. Ze bleef stil staan, haar ogen geknepen naar het verre einde van de stoffige weg. — Kijk…

De julizomer hing in de lucht als gesmolten glas. Het dorp leek verlaten onder de brandende zon.

Door de trillende lucht waren twee kleine figuren te zien die langzaam naar hun huis toe kwamen. Fiodor kneep zijn ogen dicht, zijn hand boven zijn ogen. Kinderen. Twee jongens, hand in hand, strompelend over de weg, alsof ze uitgeput waren van een lange reis.

Fiodor stond op. Maria was al van de veranda afgedaald, haar handen op haar borst.

— Ze zijn blootsvoets, — fluisterde ze — en het lijkt wel alsof ze niets hebben.

Toen ze dichterbij kwamen, bleek de oudste ongeveer zeven jaar oud te zijn, met een fijn gezicht en een wantrouwende blik. De jongste, ongeveer vier, hield zich stevig vast aan zijn broer en sleepte zijn voeten, als een kind dat moe was van een lange reis. Ze waren bedekt met stof, hun lippen waren droog, hun blik vermoeid, maar… was het angstig? Vol hoop?

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE