
De nederlaag was totaal en vernederend. Anton stond in het midden van de kamer, overspoeld door haar stille, feitelijke minachting. Zijn gezicht, dat kort daarvoor nog paarsrood was van woede, werd bleek en vlekkerig. Hij had het openlijke debat verloren; zijn autoriteit als “gezinshoofd” was vernietigd door een paar rake zinnen.
Een ander zou misschien gezwegen hebben, weggegaan zijn, geprobeerd hebben de laatste resten waardigheid te redden. Maar niet Anton. In zijn hoofd betekende nederlaag niet het einde van de strijd; het betekende slechts dat hij een vuiler wapen moest kiezen.
Hij stond enkele seconden roerloos, starend naar één punt. Toen haalde hij zonder een woord zijn mobiele telefoon uit de zak van zijn jeans. Lida werd alert. Dat gebaar was te rustig, te doelgericht. Hij was niet van plan op te geven. Hij ging een aanval doen vanuit een andere hoek.
Anton ontgrendelde het scherm, vond het juiste contact en drukte op bellen, waarbij hij de luidspreker inschakelde. De lucht in de kamer vulde zich met irritante, scherpe piepjes. Lida keek naar hem, niet begrijpend wat hij van plan was.
— Hallo, Vadik, hé! — zei Anton luid en overdreven opgewekt in de telefoon. Hij keek recht naar Lida, zonder zijn blik af te wenden, en in zijn ogen lag een kwaadaardige, triomfantelijke glinstering. — Luister, ik bel om iets. Weet je nog, die “Logan” die we bekeken hebben, die zilveren? Reserveer hem maar voor ons. Ja, precies. De financiële kwestie is geregeld.
Uit de luidspreker klonk de verbaasde stem van zijn vriend: “O, echt? Dus Lidka heeft zich overgegeven?”.
Anton lachte luid, zo hard dat het door het hele appartement galmde.
— Waar zou ze heen moeten? — hij knipoogde naar Lida. — Vrouwen, je begrijpt het wel, eerst doen ze moeilijk, en daarna doen ze wat de man zegt. Ik heb het haar allemaal netjes uitgelegd, stap voor stap. Dus ja, ik heb de mijne overtuigd. Morgen na de lunch komen we langs om alles rond te maken. Oké, tot later…
Hij verbrak het gesprek. En glimlachte. Het was de glimlach van een winnaar die zojuist schaakmat had gezet in een vuile partij. Hij had haar woorden niet alleen genegeerd. Hij had haar publiekelijk, in het bijzijn van een getuige, neergezet als een willoze dwaas, een grillige vrouw die je “om kan praten”.
Hij had haar in een positie gezet waarin elk bezwaar zou lijken op een klein huiselijk schandaal dat je naar buiten brengt. Hij rekende erop dat ze zou zwijgen, zich terugtrekken, niet durven hem voor zijn vriend te schande te maken. Hij dacht dat hij haar in het nauw had gedreven.
Hij had zich vergist.
Lida schreeuwde niet. Ze huilde niet. Ze begon niets te bewijzen. Ze stoof niet op hem af. Haar beweging was soepel, bijna loom, als die van een panter die lang had afgewacht. Ze deed twee stappen naar voren en, voordat hij kon reageren, rukte ze de telefoon uit zijn ontspannen hand. Zijn zelfvoldane glimlach verstarde tot een grimas van verbijstering.
Zwijgend ontgrendelde ze het scherm, haar vingers gleden snel over het display. Ze vond het laatst gekozen nummer — “Vadik”. En drukte op “bellen”. Anton maakte een beweging naar haar toe, maar verstijfde toen hij de uitdrukking op haar gezicht zag. Het was het gezicht van een totaal vreemde, een koud mens.
Opnieuw klonken de kiestonen. Aan de andere kant werd bijna meteen opgenomen.
— Ja, Antoch, wat nu weer?
Lida bracht de telefoon naar haar lippen. Haar stem was kalm en helder, als winterlucht.
— Vadik, hallo. Met Lida.
In de hoorn viel even een stilte.
— Er komt helemaal geen auto. Anton liegt tegen je. Prettige dag verder.

Ze beëindigde het gesprek zonder op antwoord te wachten. Daarna legde ze met hetzelfde ijskoude kalmte zijn telefoon op de salontafel, naast het monster van “Arctische Eik”. De lucht in de kamer werd dikker, stroperig als hars. Hij drukte niet, maar omsloot, beroofde je van een normale ademhaling.
Anton keek naar haar, en op zijn gezicht was geen spoor meer van woede of zelfgenoegzaamheid. Er was iets nieuws. Iets duisters, oerouds. Het was het gezicht van iemand die niet zomaar verslagen was, maar publiekelijk, nadrukkelijk vernietigd.
De stilte na het telefoontje was erger dan welke schreeuw ook. Ze was dicht, tastbaar, vulde de hele ruimte en verdreef de lucht. Anton stond als door de bliksem getroffen, starend naar zijn telefoon op de tafel.
Het leek alsof hij niet ademde. Zijn gezicht, eerder nog bleek, begon langzaam donkerrood te kleuren. Een spier in zijn kaak trok nerveus. Hij keek naar Lida, en in zijn ogen was geen gekrenkt ego meer, geen verlangen om te domineren. Daar zwom pure, gedestilleerde haat.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !