ADVERTENTIE

Hij sloeg haar jarenlang. Op een nacht werd hij van het bed geduwd door kleine blote voetjes. Een verhaal waar je koude rillingen van krijgt.

 

Aljonka nam de pop aan als een heilige relikwie. Palanečka had geen gezicht, slechts een vage hint van trekken, door de tijd uitgewist. Op haar hoofd zat een blauw hoofddoekje, op haar lijf een rood jurkje-sarafaan, en uit haar zijden staken zachte met lompen gevulde armpjes.

— En vergeet niet een beetje melk voor hem neer te zetten, beste kind, — herinnerde Arina. — Zeg: “Dank je wel, lieve huisgeest, dat je mij mijn gezondheid hebt teruggegeven.”

Aljonka was toen acht. De daaropvolgende acht jaar, tot haar zestiende, was Palanečka haar trouwste, meest geheime vriendin. Ze bewaarde haar onder haar kussen, nam haar mee als ze naar de rivier ging of bessen plukken in het bos. Ze deelde met haar de meest intieme gedachten, de stoutste dromen, de bitterste beledigingen. De pop zweeg natuurlijk. Maar vaak leek het Aljonka dat juist dat gezichtloze hoofdje haar de juiste beslissingen influisterde, en ’s nachts voelde ze soms een lichte, kalmerende aanraking op haar voorhoofd, alsof iemand onzichtbaar en goedgunstig over haar haar streek.

Op haar zestiende vertrok Aljonka, gehoor gevend aan de roep van een nieuw leven, naar de grote stad — naar Perm. Bevallig, bescheiden en schrander vond ze al gauw werk als kamermeisje bij de familie van een plaatselijke professor. Een wit schort, een strak dagritme, de glans van parket en zilver. Ze leerde bedienen aan tafel, de dame des huizes en haar dochters helpen aankleden, de deur openen voor gasten. Tegen de zomer vertrok het gezin naar hun datsja.

In de drukte van het inpakken, terwijl ze haar spullen in manden legde, ontdekte Aljonka tot haar schrik dat Palanečka weg was. Ze doorzocht al haar bescheiden bezittingen — de pop was verdwenen. De volgende dag al werd Aljonka geveld door hoge koorts. De dokter stelde de verschrikkelijke diagnose: vlektyfus.

De heer des huizes, een goed mens, liet haar opnemen in het hospitaal. Liggend in het ziekbed, in de ijlkoorts, was Aljonka ervan overtuigd dat dit haar einde was. Zonder haar talisman zou ze het niet overleven. Twee weken balanceerde ze op de dunne grens tussen leven en dood, en toen ging de crisis voorbij.

Langzaam, pijnlijk kwam het herstel. Ze bracht bijna een maand in de ziekenzaal door. Hersteld genoeg, werd ze rechtstreeks meegenomen naar de datsja, en die twee warme, vredige maanden bleven in haar herinnering als een oase van rust vóór de naderende storm.

En de storm brak los diezelfde herfst. Met het donderslagen van kanonnen, het gekletter van bajonetten en het vuur van de revolutie. De Grote Oktober keerde alles om. De professorenfamilie, overmand door paniek, vluchtte halsoverkop en verdween in de chaos der tijden. Aljonka keerde niet terug naar haar geboortedorp.

Ze ontmoette een jonge roodgardist met vurige ogen en ging met hem mee. In de woelige jaren van de Burgeroorlog dacht ze vaak met koude huiver terug aan haar tyfus en dankte ze het lot dat ze die ziekte al had doorstaan vóórdat het uitgroeide tot een meedogenloze epidemie die hele regimenten en steden wegvaagde.

Ze leefde een leven dat een heel tijdperk besloeg. Het dorpsmeisje dat op de slaapbank sliep en bast­schoenen droeg, werd getuige van ongelooflijke veranderingen: revolutie, de val van het rijk, de Grote Oorlog, de wederopbouw van het land… Ze overleefde alle leiders van de Sovjet-Unie, keek met verbazing naar de ruimtevluchten en de splijting van het atoom. Zelfs de eerste president van het nieuwe Rusland werd nog tijdens haar leven gekozen.

Tot op hoge leeftijd, tot haar drieëntachtigste, werkte ze als bescheiden technisch medewerkster bij het Instituut voor Kernfysica — bewaarster van een ongelooflijk archief. Ze bracht vier kinderen groot, zag acht kleinkinderen opgroeien en maakte de komst van talloze achterkleinkinderen mee.

Ze stierf in 2001. Ze was negenennegentig. Tot haar laatste dag behield ze een heldere geest en een kristalhelder geheugen. Haar lievelingsverhaal, dat ze haar kleinkinderen vertelde terwijl ze tegen haar knieën aan leunden, was dat van de lappenpop Palanečka en de strenge maar rechtvaardige grootvader Huisgeest. Al die lange jaren koesterde ze diep vanbinnen de stille, broze hoop dat de beschermer haar ooit haar talisman zou teruggeven.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE