De avond vulde de keuken met een warm, dicht licht, alsof er honing was uitgegoten die langzaam langs de stoffige ramen naar beneden droop.
De kamer was eenvoudig maar vlekkeloos schoon, glanzend na een grondige schoonmaakbeurt. De lucht droeg de geur van de borsjt van gisteren, vermengd met iets kinderlijks — een mengeling van papier, potloden en onschuld. Margarita, een vrouw van vierenendertig met vermoeide ogen en een lichte schaduw van bezorgdheid in haar blik, was net haar versleten jas aan het dichtknopen.
Haar dochter, de zevenjarige Aljona, zat aan de tafel, haar gezicht steunend op haar gebalde vuist terwijl ze met diepe concentratie door een dik boek bladerde — een boek zonder ook maar één plaatje.
“Mam, wist je dat octopussen drie harten hebben?” vroeg ze plotseling, zonder op te kijken van de tekst. “Het zou zo fijn zijn als jij er ook drie had. Eén voor mij, één voor je werk, en één zodat je even uit kon rusten.”
Margarita glimlachte. Dit tere meisje, met haar serieuze, bijna volwassen uitdrukking, was haar anker — haar vuurtoren op de stormachtige zee van eenzaamheid. De vader — dat was een onderwerp waar ze zelden over spraken, en altijd op dezelfde manier: “hij is weggegaan en verdwenen.” De zin was ooit in een moment van wanhoop uitgesproken en was sindsdien een soort familielegende geworden — een gemakkelijke en begrijpelijke verklaring.
Sindsdien waren ze met z’n tweeën — tegen alles en iedereen. Overdag maakte Margarita de afdelingen van het streekziekenhuis schoon, verrichtte ze zwaar, ondergewaardeerd werk als schoonmaakster. ’s Nachts, zodra Aljonka in slaap was gevallen, ging ze achter haar laptop zitten en vertaalde droge technische documenten, terwijl ze de vermoeidheid en het knagende gevoel dat het leven aan haar voorbijraasde, van zich af probeerde te houden.
“Nou dan, kleine denker, ben je er klaar voor?” Margarita streek de haren uit het gezicht van haar dochter en zette haar muts recht.
— Klaar,” zuchtte Aljona en sloot het boek.
“Mam, heb je ooit gedacht om oom Valér eens beter te bekijken? Je weet wel, de loodgieter. Ja, hij ruikt naar olie, maar hij repareert alles. En zijn snor lijkt precies op die van een sprookjeskat.”
“Aljonka, dat is genoeg,” zei Margarita met een lieve glimlach.
“Maar waarom niet? Ik wil gewoon dat je gelukkig bent. Was oom Valér niet goed genoeg? Wat dacht je dan van de postbode? Die lacht elke dag naar je!”
Margarita schudde haar hoofd en hield een lach in. De laatste tijd beoordeelde Aljona bijna elke man in de buurt, maar niemand was geslaagd voor haar interne ‘waardig-om-papa-te-zijn’-test. En zo gingen ze, net als gisteren en zoals het morgen weer zou zijn, samen het huis uit — Margarita op weg naar haar nachtdienst, en Aljona naar het kleine opslagkamertje naast de ziekenhuiskliniek, omdat er niemand anders was om op haar te passen.
Het ziekenhuis verwelkomde hen met de gebruikelijke sfeer — gedimd licht, de geur van desinfectiemiddel en gedempte voetstappen in de gangen. In het schemerdonker botste Margarita tegen Sanya op — een 23-jarige verpleegster met dikke rode pony en een permanente glimlach. Sanya droomde ervan chirurg te worden en werkte in het ziekenhuis om haar studie te betalen.
“Rita, hé! Heb je gehoord van de nieuwe patiënt in Kamer 5?” fluisterde ze snel. “Dmitry Sergejevich, een rijke zakenman. Hij ligt in coma na een ongeluk. Zijn vrouw, Marina — een regelrechte nachtmerrie! Ruikt naar parfum, kleedt zich alsof ze over een catwalk loopt en huilt alsof haar hart breekt. Maar het is allemaal nep — pure theater.”
Margarita knikte, bedankte haar voor de tip en bracht Aljonka naar hun kleine schuilplek — een klein voorraadkamertje achter de dweilen, waar een oude bank stond. Het meisje ging zitten met haar boek, maar vandaag had ze geen zin om te lezen. De letters vervaagden voor haar ogen en de stilte van het ziekenhuis voelde zwaarder dan normaal. Ze had haar potloden thuis laten liggen — dat was de druppel. Met een zucht sprong ze van de bank en sloop op haar tenen op zoek naar haar moeder.
Onderweg passeerde ze Kamer 5. De deur stond op een kier en een zachte vrouwelijke stem klonk naar buiten. Nieuwsgierigheid won het van voorzichtigheid. Aljona glipte naar binnen en verborg zich achter een medisch scherm. Een man lag in bed, aangesloten op draden en buisjes. Naast hem stond een glamoureuze vrouw — perfect haar, dure jas. Het was Marina. Aljona hield haar adem in.
“Nou, lieverd, nog steeds aan het slapen?” fluisterde de vrouw, maar er zat geen verdriet in haar stem — alleen een koude, berekenende toon.
“Je zult binnenkort voorgoed afscheid nemen. En dan ben ik eindelijk vrij… en heel rijk. Niet veel langer meer.”
Aljona keek vol afschuw toe hoe de vrouw een spuit uit haar handtas pakte en iets in de infuuslijn spoot. Haar kleine hart begon te bonzen alsof het uit haar borstkas wilde springen.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !