ADVERTENTIE

Het kleine zwarte hondje zat tegen de muur van een oud huis, in een versleten kartonnen doos, en keek naar de stroom voorbijgangers die haastig voorbijliepen.

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

Mensen hadden haast, want het was de laatste dag van december – de voorjaarsdrukte, zorgen, inkopen… En zij? Zij wist niet wat deze dag betekende, niet dat ergens wonderen en cadeautjes werden verwacht, dat er kerstbomen werden versierd en dat er hoop in de harten brandde. In haar ogen spiegelden zich alleen vermoeidheid en angst: vandaag was ze helemaal alleen achtergebleven. Helemaal, helemaal alleen in een enorme, koude wereld.

De ijzige lucht drong door haar verwarde, verwarde vacht, bevroor elke ader, alsof koude klauwen langzaam in haar lichaam gedrukt werden. Het puppylijfje beefde, maar ze bewoog niet – ze had geen kracht meer, geen zin. Waarheen te gaan? Waarom? Allen die haar dierbaar waren, waren verdwenen. De wereld was leeg geworden. Het kleintje zakte naar de bodem van de doos, trok haar pootjes dicht tegen haar buik, sloot haar ogen en hield zich stil, alsof ze wilde verdwijnen. Alleen een wonder kon haar redden. Echt een wonder. Een nieuwjaarswonder.

Ze waren geboren in het voorjaar bij een gewone bastaardhond – bont, vastgebonden in de tuin van een huis. Niemand had de pups verwacht, de eigenaar kwam zelden naar het erf – hij woonde in de stad, in een appartement. De moeder werd bijgevoerd door een lieve buurvrouw. Zij zorgde ook voor de vier opgroeiende pups toen het moedermelk niet meer genoeg was.

De kinderen van de buren kwamen vaak spelen – ze verzonnen bijnamen, aaiden hen, speelden in het stof. De grootste, roodbruine en serieuze noemden ze Hommel, zijn witachtige broer met vlekjes Motvlinder. En de zwarte en roodbruine zusjes heetten Vlieg en Wesp. Een vrolijke, zorgeloze jeugd – rennen in de tuin, slapen dicht tegen mama in hetzelfde hokje, restjes en pap delen. En ook al vermeden ze de eigenaar – de kinderen en de buurvrouw schonken hen liefde en warmte.

Maar er kwam een bordje aan het huis: ‘Te koop’, en alles begon te veranderen. De eigenaar kwam vaker, bracht vreemden die het erf bekeken. Hommel, als echte beschermer, probeerde te blaffen, terwijl de andere pups zich verstopten, vooral de meisjes. Tijdens zo’n bezoek namen potentiële kopers, die geen interesse in het huis toonden, Motvlinder mee. Een vrouw wier ogen oplichtten bij het zien van de witte pup vroeg:

— Verkoopt u de pups?

De eigenaar wuifde onverschillig:

— Neem ze allemaal mee als u wilt…

Tegen het einde van de zomer begonnen de opgroeiende pups buiten het erf te komen en de straat te verkennen. Het was er interessant maar ook gevaarlijk. Hommel bleek de dapperste: hij blafte naar auto’s, joeg voorbijgangers na, en ontdekte op een dag het echte paradijs – de vuilnisbak. Sindsdien ging hij er dagelijks heen. Vlieg en Wesp waren voorzichtiger, gingen niet ver weg, en hielden zich vooral bezig rond de lieve buurvrouw die eten bracht.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE