Zonder toestemming ging ze de woonkamer in en ging uitdagend in een stoel zitten, alsof ze de gastvrouw was die terugkeerde naar haar eigen huis.
— Ik heb een boodschap van Gleb voor je, — zei ze loom terwijl ze haar perfecte nagels bekeek. — Hij wil scheiden. En hij wil dat het snel en stil gaat. Hij is zelfs bereid genade te tonen.
Ze gooide achteloos een dikke map met documenten op de salontafel, alsof het een versleten zak was.
— Gleb doet je een voorstel. Om het bedrijf niet te hoeven delen, dat jij, zoals je zelf begrijpt, niet hebt gecreëerd of ontwikkeld, laat hij jou dit appartement. Helemaal. En jij tekent af op elke claim op ‘Monolit’. Hij is zelfs bereid er wat geld bij te doen — een soort vertrekpremie.

Ze keek zelfvoldaan rond in de kamer.
— Je krijgt een week om na te denken. Vind je niet dat dat gul is? Jij blijft met een woning, en hij met zijn zaak, waar jij toch niets van begrijpt.
Deze woorden drongen als ijskoude dolken in Irina door. Genade? Hij bood haar haar eigen appartement aan, gekocht met geld dat zij verdiende met haar slapeloze nachten, in ruil voor wat het werk van haar hele leven was. Wat zij had opgebouwd, waarop ze stond, waarvoor ze had gevochten.
De vernedering was zo tastbaar dat het leek alsof je het met je handen kon pakken. In haar borst kookte het, als gesmolten lava. Haar oren zoemden, haar hart bonsde in haar keel. Maar door de pijn, door de shock, begon woede te groeien — koud, scherp als een scheermes. Het verdrong tranen, wanhoop en zwakte.
— Zeg tegen Gleb… — Irina’s stem was zacht, maar er klonk staal in, — dat ik erover na zal denken.
Zodra de deur achter Diana dichtviel, rende Irina naar het kantoor van haar man. Daar, in de oude metalen kluis, onder een stapel onnodige papieren, contracten en memo’s, lag hun gezamenlijke geschiedenis.
Ze bladerde met trillende handen door de mappen, haar hart klopte alsof het wilde ontsnappen. Ze zocht naar dat waar alleen nog een sprankje hoop op was.
Ze herinnerde zich: in die eerste jaren, toen het bedrijf net begon, had zij, als jurist van opleiding, erop aangedrongen dat alles correct werd vastgelegd.
— Ira, stop ermee, we hebben geen tijd voor papierwerk! — lachte Gleb toen. — We moeten werken, niet papieren schuiven!
Maar zij had doorgezet. En nu, in de verste map, vond Irina hem — een klein, onopvallend, licht vergeeld blad. Het bewijs van registratie van het handelsmerk. De naam ‘Monolit’, het logo, het merk. Alles wat het bestaan van hun bedrijf rechtvaardigde.

Ze staarde naar één enkele regel: ‘Rechthebbende’. En daar stond, zwart op wit, maar één naam…
Haar handen trilden niet meer. Ze drukte het vel papier tegen haar borst alsof het een kostbare schat was. Op dat moment besefte ze: dit was niet zomaar een document. Dit was haar schild. En het zou haar zwaard zijn. In haar binnenste raasde eerst nog een storm van haat, maar die werd nu vervangen door een ijzige kalmte. Het plan vormde zich onmiddellijk. Meedogenloos. Onverbiddelijk. Rechtvaardig.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !