Een tienjarige jongen ging voor het eerst paddenstoelen zoeken – hij verdwaalde in het bos, maar een zwerfhond hielp hem de weg terug te vinden

Igor sprong al uit bed voordat de zon opkwam. Vandaag was namelijk een bijzondere dag: voor het eerst namen zijn ouders hem mee om paddenstoelen te zoeken! Voor een tienjarige jongen was dat een heus avontuur. Hij rende meteen naar de slaapkamer van zijn ouders om ze wakker te maken, terwijl zij nog hoopten op een rustige zaterdagochtend.
Tijdens de autorit wiebelde Igor ongeduldig op de achterbank en vroeg minstens honderd keer: “Zijn we er al?” Zelfs zijn favoriete serie op de tablet kon hem niet afleiden.
Maar de opwinding sloeg al snel om in teleurstelling. Al bij zijn eerste vondst rende Igor trots met een grote paddenstoel naar zijn vader toe, die echter zijn hoofd schudde.
“Dat is een giftige. We hebben toch samen geleerd hoe je ze herkent in dat boek? Gooi die maar weg en blijf goed zoeken,” zei zijn vader glimlachend terwijl hij Igor over zijn haar wreef.
Maar goede paddenstoelen leken onvindbaar. De volwassenen liepen van boom naar boom en hun manden vulden zich gestaag. Igor daarentegen verveelde zich dood. Voorzichtig vroeg hij wanneer ze weer naar huis zouden gaan.
“Wat? We zijn pas een halfuur hier! Hier, eet maar een boterham en stop met klagen,” lachte zijn vader, die dol was op paddenstoelen zoeken en het liefst de hele dag in het bos bleef.
De boterham hield Igor slechts een paar minuten bezig. Daarna werd alles weer saai. Zijn telefoon had geen bereik, en er viel niets te doen.

Eerst bleef hij nog wat rondhangen bij zijn ouders, maar beetje bij beetje dwaalde hij verder af. Tot hij plots besefte: hij was verdwaald.
Hij riep – niemand hoorde hem. Hij huilde – ook dat hielp niets.
“Oké, ik blijf hier. Dan kunnen ze me makkelijker vinden. Papa kent dit bos toch goed,” besloot Igor. Maar zijn tranen kon hij niet stoppen.
Vijf minuten later hoorde hij geritsel in de struiken.
“Papa?” riep hij hoopvol. Maar meteen sloeg de twijfel toe. “Of is het een wolf?”
Gelukkig herinnerde hij zich wat zijn natuurkundeleraar had verteld: er zijn hier geen wolven. Hooguit wilde zwijnen – maar die stelden hem vreemd genoeg niet echt bang. Hij stelde zich die voor als dikke, knorrende varkens.
Uit de struiken kwam geen zwijn en ook geen wolf, maar een jonge hond. Mager, met een vacht vol takjes en klitten – duidelijk al een tijd op zichzelf in het bos. Toch was hij niet bang voor mensen. Hij kwam kwispelend op Igor af, rook aan zijn hand en probeerde zelfs zijn vingers te likken – waarschijnlijk rook hij de boterham met worst.

“Ik ben verdwaald, zie je dat dan niet? Ik heb niks meer te eten. Maar als je me hieruit helpt, krijg je álle boterhammen die ik heb!” beloofde Igor.
De hond leek hem te begrijpen. Hij duwde zijn snuit tegen Igor’s hand en begon kordaat voor hem uit te lopen. Igor aarzelde even – en besloot toen hem te volgen…
Ze keerden met z’n vieren terug naar de auto. Iedereen dacht aan iets anders. Igor’s moeder keek telkens om om te controleren of haar zoon echt veilig was. Zijn vader zweeg, zijn gezicht strak van zorgen. Igor zelf, die eerst een standje kreeg en daarna een kwartier smeekte of de hond mee naar huis mocht, was al in slaap gevallen van vermoeidheid.
Maar de gelukkigste van allemaal was de hond. Want hij was niet alleen eindelijk eens goed gevoed (hij had inderdaad bijna alle boterhammen opgegeten), maar vooral – hij reed mee naar zijn nieuwe thuis…
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !