Onder een brede struik zat een piepklein grijs kitten in de stromende regen, doorweekt tot op het bot. Het trilde over zijn hele lijf en toen het de man zag, probeerde het geluid te maken — zijn mond ging open, maar er kwam geen geluid uit. Alles leek stil te staan: de kou, de uitputting, de honger. De man zuchtte diep.

Hij was op weg naar huis. Zoals altijd. Steeds hetzelfde: stap voor stap — avond, regen, gedachten aan onafgemaakt werk. Die dag was hij zijn paraplu vergeten en vervloekte zichzelf de hele weg — in de herfst ga je nergens zonder paraplu. Hij was doorweekt en bad alleen maar dat zijn laptop in de tas heel zou blijven.
Toen hij bij de ingang van het gebouw kwam en bijna struikelde over de drempel, vloekte hij uit frustratie. En plotseling — een zacht, bijna onhoorbaar geluid: “miauw”. Hij begreep niet meteen dat het een roep was. Hij schudde gewoon zijn tas uit en liep naar binnen.
Nadat hij zich had omgekleed en een warme douche had genomen, ging hij achter zijn computer zitten. Hij moest een belangrijk onderdeel afmaken — ze ontwikkelden een app in opdracht van een grote klant uit het buitenland. Maar het werk liep niet. Alsof er iets in hem onrustig was — hij kon zich niet concentreren. Toen herinnerde hij zich het natte miauwende hoopje haar bij de ingang.
Hij kleedde zich weer aan en ging naar buiten. De stortregen hield niet op, de lucht was bedekt met loodgrijze wolken. Met een paraplu in zijn hand liep hij het plein rond en vond het katje vrijwel meteen terug. Het kitten trilde nog steeds onder de struik. De man boog zich voorover, tilde het voorzichtig op en hield het tegen zijn borst.
Terwijl hij in de lift stond, dankte hij in gedachten het lot dat hij ’s nachts kon werken. Maar dat viel tegen. Thuis moest hij water warm maken, het vondelingetje wassen, drogen, kalmeren en voeden. Het beestje probeerde steeds dichterbij te komen, kroop in een hoekje, maar hield hem voortdurend in de gaten.
Van een oude doos en stukjes papier maakte hij een ‘nest’ voor het katje. Maar het kitten bleef dicht bij hem. Toen hij achter de computer ging zitten, kroop Grijs — zoals hij het inmiddels in zijn hoofd noemde — op zijn schoot en begon te spinnen. De man wilde het wegduwen, maar zijn innerlijke stem hield hem tegen — het kleintje zag er te zielig uit.

Uiteindelijk zocht hij op internet naar een 24-uurs dierenarts en belde.
— Sorry dat ik zo laat bel… Maar ik heb hier een kitten, het heeft piepende ademhaling…
— Begrijpelijk, — antwoordde de arts. — Was het buiten?
— In de regen, onder een struik…
— Nou, dat mag niet. Kom maar langs. Het kost wel wat, dat waarschuw ik alvast.
— Geld is geen probleem, — zei de man met een glimlach. — Nu begrijp ik waarom ik twaalf uur per dag werk.
— Kattenliefhebber, dus? — zei de arts verbaasd. — Ik zie je over vijftien minuten.
— Heb je dat gehoord? — sprak hij tot het katje. — Ze noemen me een kattenliefhebber. Kijk eens aan…
Hij kwam terug bij het ochtendgloren: met rode ogen, een tas vol medicijnen en een blije Grijs. Ze gingen samen in de keuken zitten — de programmeur schonk koffie in, terwijl het kitten aandachtig luisterde naar zijn levensverhalen.
Toen hij zich klaarmaakte voor werk, begon Grijs last te maken — rende naar de deur, bonkte er met zijn kop tegenaan en miauwde luid. De man gaf toe:
— Oké, rot op dan. Kruip maar in de tas, maar doe daar stil, — zuchtte hij en stopte de kat in zijn sporttas.
Op kantoor legde hij onhandig uit waarom hij het dier had meegenomen. Maar toen hij de tas opende, zag hij dat Grijs zich al thuis voelde — hij spinde, wreef tegen benen aan, maakte kennis. De vrouwen vonden het schattig, de mannen gaven hem gehaktballetjes en worstjes. Een van de hoofdontwikkelaars nam hem op schoot:
— Neem hem niet weg. Hij inspireert, — glimlachte hij. — Als ik hem aai, krijg ik nieuwe ideeën.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !