
De jongen heette Kai Moreno en was tien jaar oud toen de waarheid hem uiteindelijk inhaalde.
Kai had geen herinnering aan zijn ouders, geen foto in een zak, geen verhaaltjes voor het slapengaan die met een vertrouwde stem werden voorgelezen. Zijn vroegste herinnering was niet die van een gezicht, maar van koud water dat tegen plastic klotste en het geluid van regen die op het beton onder een viaduct aan de rand van San Antonio beukte. Hij was amper twee jaar oud toen een oudere dakloze man, Walter Boone, hem vond in een gebarsten wastobbe die vastzat in de buurt van een afwateringskanaal nadat een hevige storm het gebied had overstroomd.
Kai kon toen niet spreken. Hij kon zijn benen nauwelijks bewegen. Hij huilde alleen maar, keer op keer, tot zijn keel het begaf en het geluid overging in zwakke snikken. Losjes om zijn pols zat een verbleekte rode armband van touw, ruw aanvoelend op zijn huid, en daaronder zat een opgevouwen stukje notitiepapier, doorweekt en bevlekt, met woorden die bijna onleesbaar waren.
Bescherm dit kind alstublieft als u kunt.
Zijn naam is Kai.