Lena stond bij het hok, met halfdichte ogen tegen de zonnestralen die door het plastic dak vielen. Alles was zoals gewoonlijk: netjes neergelegde dekens, de geur van desinfectiemiddel en acht pluizige bolletjes die zich gezellig tegen hun moeder — de herderin Lada — hadden genesteld.

Lena hurkte langzaam neer en streek haar perfect gestreken sportpak met het logo van de kennel glad. Lada hief haar kop op, haar vochtige neus bewoog in de richting van haar baasje. Haar blik was geconcentreerd, enigszins bezorgd. Lena sprak zachtjes:
— Braaf meisje. Goed gedaan, Lada. Ze zijn allemaal zo mooi…
Ze nam het eerste pupje in haar handen — pluizig, mollig, met een perfecte lichtgrijze aftekening. Lena controleerde de oren, de poten, de borstkas. Alles was in orde. Op dezelfde manier keurde ze ook de rest: de tweede, derde, vierde…
Alle acht voldeden aan de norm. Uiterlijk, beet, vacht, gedrag — alles was belangrijk. Lena had jarenlang aan de reputatie van haar kennel gebouwd, en elke afwijking kon haar het vertrouwen van klanten kosten. Elke hond moest de investering waard zijn — dit was haar onderneming, geen dierenasiel.
Toen ze net wilde opstaan, trok Lada plotseling haar flank weg. Met moeite, alsof het niet gepland was, wurmde er zich nog een pup naar buiten. Hij was donker, bijna zwart, met een onhandig geheven kopje en een vreemd rossig vlekje op zijn voorhoofd.
— Wat is dat nou… — Lena hurkte meteen weer en kneep haar ogen samen. — Waar kom jij vandaan?
Haar vingers waren niet meer zacht. Met een ruk greep ze de pup bij zijn nekvel en tilde hem omhoog.
— Kijk nou… de negende… met een fout. Wie heeft jou op de wereld gezet?
Lada jankte zachtjes, maar Lena schonk er geen aandacht aan. Ze keek strak naar de vlek op het voorhoofd van de pup alsof het een defect was dat niet te vergeven viel.
— Genoeg zo, meisje. Als er nog zo eentje komt, denk ik na over vervanging.
De pup piepte, spartelde in de lucht, maar haar hand hield hem stevig vast. Lena gooide hem terug op de deken, naast zijn broertjes en zusjes. Die accepteerden hem niet. Sommigen keerden zich af, anderen gromden.
Later, toen Lena wegging, baadde het hok opnieuw in zonlicht. In de schaduw bleef een zwart hoopje achter, ineengedoken, met dat belachelijke vlekje op het voorhoofd — een merkteken waarvoor hij nog zou moeten boeten.

Twee weken gingen voorbij. Lena zat in de auto, scrolde door notities op haar telefoon toen ze geïrriteerd op een telefoontje antwoordde.
— Ja, Galja, wat is er?
— Je weet toch dat Kosta en Pasja binnenkort jarig zijn… — de stem van haar zus klonk mat, maar met een lichte verwijtende ondertoon. — We vieren het thuis, huren animators in. Maar ze vragen al een maand om een pup.
— Een pup? — Lena grinnikte. — Hun een levend wezen geven is net alsof je ze een granaat in handen duwt.
— Ze zijn kinderen. Wat wil je? Ze geven toch niet op. Ik dacht, misschien weet jij waar…
Op dat moment herinnerde Lena zich hem. Zwart, met die vlek, het defect. Niemand die hem wilde, zelfs niet voor niets.
— Ik heb er eentje. — Haar stem klonk nu zakelijk. — Uit de laatste worp. Niet volgens de standaard, maar gezond. Reutje.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !