De duisternis van de decembernacht viel steeds dieper buiten de ramen, terwijl binnen in het oude, vervallen huis een gespannen stilte heerste.

Achter de keukendeur, op de vloer van vergeeld en al lang niet meer schoongemaakt linoleum, zaten drie kinderen dicht tegen elkaar aan gedrukt — als kuikens in een nest. Hun ogen, vol hoop en honger, waren gericht op de kier van de deur. In stilte keken ze toe hoe in de pannen een magere portie huzarensalade pruttelde en hoe hun moeder, Lesja, met automatische bewegingen de salade overschepte, alsof ze er meer uit wilde halen dan erin zat.
De geur van olie en uien van de vorige dag hing in de lucht, maar de kinderen voelden geen trek — ze leden aan kou, honger en eindeloos wachten.
Wanneer zou mama eindelijk zeggen: “Aan tafel!”? Wanneer zou het feest beginnen?
— Hé, wat zitten jullie daar als ratten bij elkaar? — klonk opeens een scherpe, rauwe stem. Oom Igor, lang, kromgebogen, in een versleten hoodie en ruikend naar alcohol, gooide de deur open en wierp een strenge blik op de kinderen. — Wegwezen! Naar de kamer! Zien jullie niet dat de grote mensen bezig zijn?
Hij strompelde de keuken in, leunend tegen het kozijn, en keek in de pannen. Zijn blik werd donkerder.
— En dit moet dan vrolijkheid voorstellen? — bromde hij, terwijl hij met afschuw op de salade wees. — Huzarensalade, aardappels en zure kool… Dit lijkt meer op een begrafenis dan op Oud en Nieuw.
Lesja, mager, met doffe ogen en verward haar, zuchtte kort:

— Ik heb niet alleen huzarensalade gemaakt…
Ze keek om zich heen, vergewiste zich ervan dat de kinderen niet keken, en haalde alsof ze smokkelwaar verborg uit haar gehavende tas een dikke, roze worst tevoorschijn.
— Kijk, die heb ik gekocht… Maar er is natuurlijk niet genoeg voor iedereen. En trouwens, voor kinderen is het toch ongezond — vet, zout… En ik heb ook nog een flesje “witte” gehaald. Voor de sfeer, snap je?
Igor grijnsde, zijn ogen glinsterden.
— Jij bent me er eentje, Lesja! Goed gedaan! En ik heb cadeautjes meegebracht, — en met een theatraal gebaar haalde hij een paar mandarijnen en een zakje snoepjes uit zijn zak. — Uit de winkel “geplukt” — niemand heeft het gezien!
Hun gelach klonk geforceerd, als een versleten elastiek. Want achter dit tafereel ging een bittere waarheid schuil: ze waren straatarm. Igor werkte niet — hij leefde van een uitkering die hij met moeite van het arbeidsbureau kreeg. Lesja ontving kinderbijslag, maar dat verdween als sneeuw voor de zon — aan drank, hapjes en goedkope sigaretten. Hun leven was grauw, eentonig, leeg.
Ze hadden elkaar pas kort geleden leren kennen — twee verloren zielen, twee uitgeputte harten. Igor was weggegaan bij zijn vrouw, die zijn drankzucht en constante ruzies niet meer aankon. En Lesja? Ook zij zocht haar toevlucht in de wodka — om te ontsnappen aan de realiteit, aan het geschreeuw van de kinderen, aan de eenzaamheid.
Soort zoekt soort. Maar die kinderen — drie kleine zieltjes — waren voor hen een last. Ze wilden romantiek, passie, plezier, feest voor twee. Maar in plaats daarvan was er gehuil, vieze sokken, eindeloos “mama, geef”, “mama, ik wil”, “mama, ik heb het koud”.
— Misschien… kunnen we ze ergens naartoe sturen? Voor Oud en Nieuw? — stelde Igor ineens voor, met samengeknepen ogen. — Al is het maar voor een paar uurtjes…

Lesja dacht na.
— Waarheen? Naar wie? Ik heb geen familie, geen vrienden… Niemand die kan oppassen.
Opeens sloeg ze zichzelf op het voorhoofd:
— Ik weet het! Naar de schuur! Daar kunnen ze frisse lucht inademen! En het is tenminste stil daar…
Igor knikte goedkeurend.
Een minuut later stond hij al in de deuropening van de kamer, waar de kinderen op een oude bank speelden met stukjes touw en lege dozen.
— Hé, wie wil er bewaker van de Kerstman worden? — zei hij luid met een opgewekte toon. — Hij is al onderweg! Maar hij komt alleen bij kinderen die hem buiten opwachten!
De kinderen verstijfden.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !