Grigori ijsbeerde zenuwachtig door zijn ruime kamer, ingericht met smakeloze, opdringerige luxe — precies zoals hij het graag had, maar waar zijn vrouw Marina een hekel aan had. Maar op dit moment kon het interieur hem niets schelen.

In zijn hoofd bleef één idee rondmalen — een plan dat volgens hem perfect was, en hem tot de enige en volledige eigenaar zou maken van alles wat Marina bezat. Maar onlangs was in dat plan een vervelende, bijna ongelooflijke fout aan het licht gekomen.
Hij was niet uit liefde met haar getrouwd. Dat gevoel was hem vreemd. Wat hem dreef waren kille, berekenende motieven — macht en geld. Voor hem was Marina een goudmijn: een succesvolle, slimme vrouw, maar veel te goedgelovig. Zij zag in Grigori een betrouwbare steun en beschermer na jaren van eenzaam ploeteren waarin ze alleen haar dochter opvoedde. Maar hij zag haar als een object dat hij onder controle moest krijgen.
Vanaf het begin was er echter één storende factor: Liza — haar dochter. Een meisje met een indringende blik, veel te ernstig voor haar leeftijd. Het was alsof ze dwars door het masker van beleefdheid en schijnbare zorgzaamheid heen keek, en de leegte in Grigori voelde. Haar stille wantrouwen ergerde hem meer dan open beschuldigingen zouden doen.
Zijn gedachten gingen terug naar het ongeluk. Hij proefde nog steeds de metalen smaak van triomf toen hij het telefoontje kreeg dat Marina’s auto van de weg was geraakt. De remmen — een eenvoudige, netjes georganiseerde sabotage, goed betaald. Alles moest snel en schoon verlopen. Maar Liza… Dat verdomde meisje had plotseling geweigerd met haar moeder mee te gaan, onder het voorwendsel van examens. Ze bleef thuis. Ze leefde nog. Ze was gezond. En waarschijnlijk had ze alles door.

Wat hem ook woedend maakte, was dat Marina’s bedrijf nog steeds draaide, ondanks haar coma. De firma liep als een geoliede machine dankzij haar trouwe plaatsvervanger en andere medewerkers, die hem duidelijk niet mochten. Hij stelde zich al voor hoe hij haar kantoor zou binnengaan, in haar stoel zou gaan zitten en met één pennenstreek al die loyale mensen de deur zou wijzen.
De telefoon ging. Hij nam op, al wetend wie het was.
— Nou? — snauwde hij kortaf.
Aan de andere kant klonken nerveuze verontschuldigingen. Zijn mensen hadden hun opdracht opnieuw verprutst.
— Ze is nergens, Grigori Igorevitsj. Niet op stations, niet op luchthavens. Ze heeft geen bankpas gebruikt, haar telefoon is uitgeschakeld.
Grigori kneep zo hard in de hoorn dat zijn knokkels wit werden. Woede borrelde in hem op. Op die incompetente huurkrachten, op dat koppige meisje, op zijn eigen machteloosheid. Hij was zo dichtbij, en dit kleine obstakel kon alles verpesten. Ze moest gevonden worden. Meteen. En het moest zo gebeuren dat ze nooit meer iets zou kunnen zeggen.
Liza zat in een oude, rammelende streekbus, haar voorhoofd rustte tegen het koude raam. Ze reisde al uren, wisselde voortdurend van route, als een haas die honden probeert te ontwijken. Elk hard geluid deed haar opschrikken. De tranen van vannacht waren al lang opgedroogd. Alleen angst om haar moeder en een ijskoude vastberadenheid waren overgebleven. Ze móést dit doen. Voor haar moeder.
Een week geleden, nog vóór het ongeluk, hadden zij en haar moeder een vreemd en belangrijk gesprek gehad. Een gesprek dat Marina zelf onverwacht was begonnen. Tijdens de avondthee zette ze haar kopje neer en keek haar dochter lang en met enige droefheid aan.
— Begrijp je, Liza, ik ben niet altijd zo sterk en beheerst geweest, — zei ze zacht. — Ooit was ik gewoon een verliefd meisje.
En ze vertelde over Pavel — Liza’s vader. Over hoe innig ze van elkaar hadden gehouden, over hun nachtelijke wandelingen, hun vurige discussies en jeugdige trots die fouten niet wilde vergeven. Over hoe een intrige van haar beste vriendin, die zelf verliefd was op Pavel, hen uit elkaar dreef. Marina geloofde wat ze zag, zonder naar uitleg te luisteren. En hij, even trots, vertrok gewoon.
Toen het gesprek ten einde liep, overhandigde Marina haar een gevouwen vel papier.
— Dit is zijn adres. Ik heb onlangs ontdekt waar hij woont. Een dorp, ver hier vandaan. Neem het maar. Je weet maar nooit.
Toen had Liza er weinig aandacht aan besteed. Wat kan er nou gebeuren? dacht ze. Maar nu, als ze terugdacht aan Grigori’s triomfantelijke grijns na het nieuws van het ongeluk, begreep ze alles. Dát was dat ‘je weet maar nooit’. En nu was dat stukje papier haar laatste hoop geworden. Haar enige kans om haar moeder te redden van de man die zij zelf in hun leven had toegelaten.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !