ADVERTENTIE

De restauranteigenaar dwong de afwasster om voor de grap te zingen – maar binnen een minuut was de hele zaal met stomheid geslagen door haar stem

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

Marina stond in de keuken van een klein wegrestaurant en hield een dampende beker thee in haar handen. Buiten brak langzaam de zomerochtend aan en over een uur zouden de deuren voor de klanten opengaan. Naast haar zaten haar collega’s – de serveersters Sveta en Olya, net zulke jonge meisjes als zij.

‘Zeg, Marinka,’ begon Sveta terwijl ze een hap nam van haar boterham, ‘hoe lang ben je nog van plan je hier te verstoppen?’

‘Ik verstop me niet,’ antwoordde Marina kalm, zonder haar blik van haar beker op te tillen. ‘Ik voel me hier prettig.’

‘Lieg toch niet,’ mengde Olya zich in het gesprek, de jongste van de drie. ‘Je bent knap en slim. Wat doe je in dit gat? Je wast hier al anderhalf jaar elke dag borden!’

Marina zuchtte. Ze wist dat de meiden het goed bedoelden, maar ze konden het gewoon niet begrijpen. Hoe leg je uit dat het soms beter is om níemand te zijn op een rustige plek, dan iemand in een wereld waar je opnieuw gekwetst kunt worden?

‘Iedereen heeft zo z’n redenen,’ zei ze na een korte stilte. ‘Je hoeft niet altijd te streven naar een plek waar niemand op je wacht.’

Sveta en Olya wisselden een blik. Ze vermoedden al langer dat Marina een verleden met zich meedroeg. Ze had nooit over haar verleden gesproken, nooit familie of vrienden genoemd. Alsof ze zomaar uit het niets was opgedoken.

‘Misschien heeft een man haar iets vreselijks aangedaan?’ opperde Sveta voorzichtig.

Marina knikte, nog steeds zonder op te kijken.

‘Dat gebeurt,’ zei Olya meelevend. ‘Maar het leven houdt daar toch niet op!’

Op dat moment verscheen de eigenaar van de zaak – Arkadi Semjonovitsj – in de deuropening van de keuken, een man van rond de vijftig met een scherpe blik en bijna altijd een norse uitdrukking.

‘Meisjes, nu is het genoeg met dat geklets!’ zei hij luid. ‘Over een uur gaan we open. Marina, heb je die afwas van gisteren niet meegenomen naar huis?’

‘Alles is schoon, Arkadi Semjonovitsj,’ antwoordde Marina terwijl ze opstond van haar stoel.

‘Goed. Want dit is geen kuuroord, maar een restaurant!’

Toen hij weg was, glimlachten de meiden naar elkaar.

‘Hij is altijd zo’n brombeer,’ fluisterde Sveta. ‘Maar eigenlijk is het een goed mens.’

Marina glimlachte een beetje. Ja, Arkadi Semjonovitsj was streng, maar rechtvaardig. Hij had haar werk gegeven toen ze hier anderhalf jaar geleden aankwam – zonder geld, met een koffer in haar hand en zichtbaar aangeslagen. Hij had geen vragen gesteld, alleen gezegd: ‘Als je wilt werken, dan is er plek.’

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE