De man vindt een baby op zijn deurmat, gewikkeld in een deken

Leonid was een visser. Zijn leven ging in rustige routine langs de zee. Op 54-jarige leeftijd waren zijn handen ruw van jarenlang werk, en begonnen zijn gewrichten te pijnigen bij de minste beweging. Zijn oude vissersboot wiegde aan de steiger terwijl hij de laatste knoop vastmaakte, terwijl hij in het kalme water staarde.
Zijn kleine huis aan de rand van het dorp wachtte op hem, zoals altijd. Het wachtte, maar zonder warmte. Sinds Maria, zijn vrouw, er niet meer was, was er geen kinderlijk gelach, geen omhelzingen — alleen stilte, verstoord door herinneringen aan de vrouw van wie hij zoveel hield.
— Goedenavond, Leonid! — riep oude Timofej van de veranda. — Hoe is de vangst vandaag?
— Voldoende, — antwoordde Leonid, terwijl hij de mand ophefte. — Weet je, Tim, het lijkt erop dat vissen minder eenzaam zijn dan wij. — Je zou een hond moeten nemen, — zei Timofej zoals altijd. — Je huis is te leeg.
Al snel begon het vuur in de haard te branden, knappend in de stilte van de avond. Leonid ging in zijn stoel zitten, starend naar de foto’s van Maria op de schoorsteenmantel.
— Weet je, Maria, je had gelijk toen je kinderen wilde, — fluisterde hij. — Ik stelde het altijd uit, dacht dat er nog genoeg tijd was… En nu zit ik hier en praat met je foto, alsof je me antwoord gaat geven.
Maar plotseling doorbrak een geluid de stilte. Stil, nauwelijks hoorbaar. Misschien een snik, misschien een huil.
Leonid verstarde. Zijn hart begon sneller te kloppen.
Het geluid herhaalde zich, dit keer harder, dringender.
Langzaam stond hij op, de pijn in zijn gewrichten voelend. De planken van de oude veranda kraakten onder zijn stappen. Kijkend in de duisternis, hoorde hij het geluid opnieuw — een zacht gehuil.
— Hé, is daar iemand? — riep hij, maar er was alleen stilte.
En toen zag hij het.
Op de drempel stond een mand, zorgvuldig neergezet bij de deur. De dekens in de mand bewogen lichtjes.
Leonid knielde neer en zag in het maanlicht de kleine vingers die zich uitstrekten naar de koele lucht van de nacht.
— God… — fluisterde hij, zijn stem trilde. Voorzichtig nam hij het kind in zijn armen. Het was een baby, een jongen, niet ouder dan een paar maanden. Hij keek naar Leonid met zijn grote, nieuwsgierige ogen.
Leonid keek om zich heen, maar de straat was leeg.
In de mand lag een briefje:
“Zoek me niet. Zorg voor hem. Hou van hem, zoals je eigen kind. Dank je en vergeef me.”
Het baby’tje maakte een zacht geluid, en Leonid voelde hoe er iets vergeten in zijn borst opflakkerde, iets dat hij al lang verloren had.
— Rustig maar, kleintje, alles komt goed, — fluisterde hij, het kind dichter tegen zich aanhoudend.
Hij keek naar de lucht.
— Maria… Is het jij? Je zei altijd dat wonderen gebeuren wanneer je ze niet verwacht.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !