Uit de struiken kwam een uitgemergelde, verwilderde Duitse herder tevoorschijn. Zijn hele lichaam trilde, zijn vacht was verward en één poot hield hij omhoog.
– Jezus… wat doe jij hier? – Máté hurkte neer. – Hé, jongen… alles goed? Niet bang zijn, ik doe je niks.
De hond gromde niet. Hij keek alleen met bange ogen naar Máté en probeerde recht te staan. Toen zag Máté pas de wonden aan zijn zij en het bloed op zijn poot.
– Ik kan je hier niet laten – zei hij vastberaden. Hij trok zijn jas uit. – Kom op… we gaan hier samen weg. Dat is beter voor ons allebei.
De hond trilde, maar liet zich voorzichtig inwikkelen en optillen.
– Ik heb nog nooit een hond gedragen… maar jij bent gewoon een ziel die nu iemand nodig heeft – mompelde hij.
De eerste nacht
Máté bracht de hond naar zijn eenvoudige studio – slechts één kamer en een kleine keuken. Hij legde hem op een deken, haalde water en vond restjes van zijn diner van gisteren – een stukje vlees en aardappels.
De hond viel aan alsof hij al dagen niets had gegeten.
– Rustig maar, ouwe strijder, straks krijg je nog buikpijn – glimlachte Máté. – Weet je… ik moet je een naam geven. Wat denk je van Bigi?
De hond antwoordde niet, maar kwispelde licht en rolde zich op de warme deken.
– Besloten dan. Jij bent Bigi. Fijn dat je er bent.
Die nacht sliep Máté nauwelijks. Hij luisterde naar Bigi’s ademhaling en voelde iets vreemds – vreugde. Alsof zijn hele dag alleen maar zin had omdat hij deze kwetsbare ziel had geholpen.
Bezoek aan de dierenarts
De volgende ochtend belde hij een lokale dierenkliniek.

– Goedemorgen! Máté Kovács hier. Ik heb een gewonde Duitse herder gevonden. Kunt u helpen?
– Natuurlijk. Wanneer kunt u langskomen?
– We zijn er over twintig minuten – zei Máté, en vertrok.
In de kliniek werden ze verwelkomd door warm licht en een glimlach van de receptioniste:
– Bent u degene die belde over de zwerfhond?
– Ja. Máté. En dit… is Bigi.
Bigi blafte niet, gromde niet – hij bleef gewoon dicht bij Máté, alsof hij wist dat hij veilig was.
De dierenarts, dr. Ilona Sánta, onderzocht hem voorzichtig:
– Mooie hond… maar hij heeft veel meegemaakt.
– Ik vond hem bij het kanaal – zei Máté zacht. – Ik hoop dat het niet ernstig is.
Ilona knikte, keek naar zijn poot.
– Ooit heeft hij een gebroken poot gehad die verkeerd is genezen. Maar deze wonden zijn vers. Hij is niet aangereden… iemand heeft hem dit aangedaan.
Máté balde zijn vuisten.
– Hoe kun je zoiets een dier aandoen?
– We hebben helaas meer van dit soort gevallen – zuchtte ze. – Maar nu is hij veilig.
Na de behandeling en medicijnen bleef Máté voor hem zorgen. Elke dag ging het beter met Bigi. Hij verstopte zich niet meer en kwam ‘s avonds naast Máté zitten als hij at of las.
Op een avond, toen Máté thuiskwam, stond Bigi al bij de deur – met een bal in zijn bek.
– Wil je spelen? – lachte Máté. – Je bent net een kind.
Een echte held
Maar op een ochtend was Bigi weg. Máté doorzocht het hele huis – alles was dicht, en toch was hij verdwenen.
Hij rende naar buiten en zag dat de poort op een kier stond.
– Verdomme… Bigi! BIGI!
Hij liep door de buurt, riep, vroeg mensen – niemand had hem gezien. Hij was al bijna in tranen toen iemand hem aansprak:
– Zoekt u een grote bruine hond? De politie heeft hem meegenomen. Hij was bij een ongeval.
Máté rende naar het politiebureau. Daar stonden agenten, ambulancepersoneel… en Bigi – zittend naast een oudere vrouw op een brancard, haar poot vastpakkend.
– Bigi?! – riep Máté. De hond rende naar hem toe, maar ging direct terug naar de vrouw.
Een agent kwam naar hem toe:
– Is dat uw hond?
– Ja… dat is mijn hond. Wat is er gebeurd?
Een van de hulpverleners zei:
– Deze vrouw viel neer op straat. Niemand hielp haar. Maar die hond kwam erbij, ging naast haar liggen en begon te blaffen en mensen te trekken tot iemand de hulpdiensten belde.
De vrouw opende haar ogen.
– Die hond… heeft mijn leven gered. Ik ken hem… ik heb hem eerder gezien…
Máté keek haar aan:
– Is het mogelijk dat hij vroeger van u was?
– Mijn zoon had zo’n hond. Hij heette Bigi. Toen mijn zoon naar het buitenland vertrok, verdween de hond. Ik dacht dat ik hem nooit meer zou zien…
Máté keek naar de grond. Bigi ging naast haar zitten en legde zijn kop op haar hand.
– Volgens mij herkent hij u – fluisterde hij.
De ogen van de vrouw vulden zich met tranen.
– Maar nu is hij belangrijk voor iemand anders… Ik denk dat het lot jullie samen heeft gebracht. Hij is nu van jullie.
Twee zielen – één tweede kans
Die avond zat Máté op de bank, Bigi aan zijn voeten.
– Kleine held… vandaag heb je iemands leven gered. En misschien ook het mijne.
Bigi kwispelde zachtjes. En in dat stille, warme moment, terwijl buiten opnieuw de regen viel, wist Máté:
Hij had Bigi misschien gered… maar Bigi had hém gered.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !