ADVERTENTIE

De echtgenoot stuurde zijn vrouw naar het dorp om af te vallen, omdat ze anders te zwaar was geworden, zodat hij ongestoord met zijn secretaresse plezier kon hebben.

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE

– Stjep, ik begrijp niet wat je wilt, – zei Katja.
– Niets bijzonders, – antwoordde Stepan. – Ik wil gewoon even alleen zijn, uitrusten. Ga naar het buitenhuis, ontspan, val een paar kilo af. Je bent helemaal uit vorm geraakt.


Hij keek minachtend naar het figuur van zijn vrouw. Katja wist dat ze was aangekomen door medicatie, maar ze besloot niet te discussiëren.
– Waar is dat buitenhuis? – vroeg ze.
– Op een heel schilderachtige plek, – glimlachte Stepan. – Dat zal je wel bevallen.
Katja besloot niet te protesteren. Zij wilde ook even rusten. Misschien zijn we elkaar gewoon zat, dacht ze. Laat hem mij missen. En ik kom pas terug als hij het zelf vraagt.
Ze begon haar spullen te pakken.
– Ben je niet boos? – vroeg Stepan. – Het is maar voor even, gewoon om uit te rusten.
– Nee, het is goed, – bracht Katja er een glimlach uit.
– Dan ga ik, – zei Stepan, gaf haar een kus op haar wang en ging weg.
Katja zuchtte diep. Hun kussen waren allang hun warmte verloren.

De reis duurde veel langer dan verwacht. Katja raakte twee keer van de weg af – de navigator werkte niet goed en er was geen mobiel bereik. Eindelijk zag ze een bord met de naam van het dorp. De plek bleek afgelegen, de huizen waren houten maar netjes, met gesneden raamkozijnen.
Moderne voorzieningen zijn hier duidelijk niet aanwezig, dacht Katja.
Ze had gelijk. Het huis was een half ingestorte hut. Zonder auto en telefoon zou ze zich in de vorige eeuw wanen. Katja pakte haar mobiel.
Ik bel hem nu wel, besloot ze, maar er was nog steeds geen verbinding.
De zon zakte richting ondergang, Katja was moe. Als ze het huis niet binnen kon, moest ze in de auto overnachten.
Ze had geen zin om terug te gaan naar de stad, en ook niet om Stepan reden te geven te zeggen dat ze het niet aankon.
Katja stapte uit de auto. Haar felrode jas stond vreemd tussen de landelijke landschappen. Ze glimlachte om zichzelf.
– Nou, Katjoesja, we redden het wel, – zei ze hardop.

‘s Ochtends werd ze wakker van het scherpe gekraai van een haan onder het raam van de auto waarin ze was ingeslapen.
– Wat een herrie toch, – mopperde Katja terwijl ze het raam omlaag deed.
De haan keek haar met één oog aan en kraaide weer.
– Waarom maak je zo’n lawaai? – zei Katja verontwaardigd, maar toen zag ze een bezem langs het raam vliegen en werd de haan stil.
Op de drempel verscheen een oudere man.
– Goedendag! – begroette hij haar.
Katja bekeek hem verbaasd. Zulke types leken al uitgestorven – alsof hij van een schilderij was gestapt.
– Wees niet boos op onze haan, – zei de oude man. – Hij is goed, maar kraait alsof hij geslacht wordt.
Katja lachte, de slaap was meteen verdwenen. De oude man glimlachte ook.
– Blijf je lang bij ons, of ben je op bezoek?
– Voor rust, zolang ik volhoud, – antwoordde Katja.
– Kom bij ons binnen, kind. Voor het ontbijt. Dan maak je kennis met oma. Ze bakt taarten… maar er is niemand om ze te eten. De kleinkinderen komen één keer per jaar, de kinderen ook…
Katja weigerde niet. Ze moest toch de buren leren kennen.
De vrouw van Peter Iljitsj bleek een echte sprookjesoma te zijn – met een schort, hoofddoek, een tandeloze glimlach en lieve rimpeltjes. Het huis was schoon en gezellig.
– Wat is het hier mooi! – riep Katja uit. – Waarom komen de kinderen zo zelden?


Anna Matvejevna wuifde.
– Wij vragen ze zelf om niet te komen. Er zijn geen wegen. Na regen kun je een week lang niet weg. Vroeger was er een brug, wel oud. Maar vijf jaar geleden stortte die in. We leven hier als kluizenaars. Eén keer per week gaat Stepanov naar de winkel. De boot houdt het niet. Stepanov is sterk, maar op leeftijd…
– Goddelijke taarten! – prees Katja. – Heeft niemand zich om de mensen bekommerd? Iemand moet hier toch iets aan doen.
– Wie hebben we nodig? Vijfenvijftig mensen hier. Vroeger woonden hier duizend. Nu zijn ze vertrokken.
Katja dacht na.
– Raar. En waar is het bestuur dan?
– Aan de andere kant van de brug. Omrijden is zestig kilometer. Denk je dat wij niet zijn gegaan? Het antwoord is: geen geld.
Katja besefte dat ze een taak had gevonden voor haar vakantie.
– Vertel waar ik het bestuur kan vinden. Of ga je met me mee? Er wordt geen regen verwacht.
De ouderen keken elkaar aan.
– Meen je dat? Je bent toch gekomen om te rusten.
– Helemaal serieus. Rust kan ook anders zijn. En stel dat ik nog eens kom en het regent hier? Dan doe ik het ook voor mezelf.
De ouderen glimlachten warm.

Bij het stadsbestuur zeiden ze tegen haar:
– Hoe lang moeten we dit nog aanhoren? Jullie maken van ons schurken. Kijk naar de stadswegen! Wie, denk je, geeft geld voor een brug in een dorp met vijftig bewoners? Zoek maar een sponsor. Bijvoorbeeld Sokolovski. Ken je hem?
Katja knikte. Natuurlijk kende ze hem – Sokolovski is de eigenaar van het bedrijf waar haar man werkt. Hij komt uit deze streek, zijn ouders verhuisden naar de stad toen hij ongeveer tien was.
Na een hele nacht nadenken besloot Katja. Ze kende het nummer van Sokolovski – haar man had meerdere keren vanaf haar telefoon gebeld. Ze besloot niet te zeggen dat Stepan haar man was, maar als een vreemde te bellen.
De eerste keer lukte het niet om te spreken, de tweede keer luisterde Sokolovski, zweeg even, en lachte toen.
– Weet je, ik was al vergeten dat ik daar geboren ben. Hoe is het daar nu?

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !

ADVERTENTIE
ADVERTENTIE