‘Wil je zeggen dat ik moet werken om alles aan jou uit te geven?’
‘Maar je weet toch dat ik altijd gewerkt heb, altijd gespaard…’
‘Jij? In zeven jaar heb je nog geen jaar gewerkt, en dan ook nog op verschillende plekken.’
‘Omdat ik niet kan blijven op een plek waar ik niet gewaardeerd word!’
‘Blijkbaar werd je nergens gewaardeerd…’
Hij vertrok en sloeg de deur hard achter zich dicht. En Larisa had duizend keer spijt van haar woorden. Waarom had ze hem gekwetst?
Hij kwam pas de volgende dag terug. Larisa stelde geen vragen — in die tijd kon ze zich nog door het huis bewegen. Maar nu was alles anders.
De deur van de kamer kraakte open. In de deuropening stond een vrouw. Grijs haar, kalme ogen, nette kleding.
‘Hallo, Larisa.’
‘Hallo… Wie bent u?’

Larisa’s stem was zwak, bijna een fluistering. Ze wilde streng klinken, maar dat lukte niet.
‘Ik ben uw verzorgster. Uw man heeft mij ingehuurd…’
Larisa sloot haar ogen en opende ze toen weer.
‘En waar is hij zelf?’
De vrouw haalde haar schouders op.
‘Hij is weggegaan.’
Larisa stelde geen verdere vragen. Ze wist het toch al. Hij wacht. Wacht tot zij sterft. En dan kan hij vrij zijn. Vrij voor een nieuw leven, een nieuwe vrouw, nieuw geluk.
Sofia Andrejevna ging naast haar zitten. In haar ogen zat niet alleen professionele afstandelijkheid — er straalde een diepe, innerlijke kracht uit.
‘Mijn naam is Sofia Andrejevna. Ik zal nu thee voor je maken en daarna iets te eten geven.’
Larisa glimlachte, bijna bitter:
‘Heeft hij je toestemming gegeven mij te verzorgen? Misschien wil hij dat ik sneller sterf?’
‘Hij heeft mij ingehuurd als verzorgster. Niet meer dan dat. Geen verdere voorwaarden.’
De vrouw vertrok, en Larisa bleef liggen, starend naar het plafond. Tranen welden op, maar ze hield ze tegen. Niet huilen. Geen zwakte tonen.
Ruslan was altijd al vreemd geweest. Hij wilde alleen werken waar hij gewaardeerd en gerespecteerd werd. Larisa keek daar mild naar. Zij zorgde toch voor het gezin. Ze had twee ateliers, werkte dag en nacht, wist overal tijd voor te vinden. Als de meiden ziek waren, verving ze hen. Ze klaagde niet. Ze maakte geen ruzie. Ze deed gewoon haar werk.
Het appartement kochten ze van haar geld. Geld dat gespaard werd, omdat Larisa dacht: ‘Ik moet meer verdienen voordat ik zwanger word.’ Maar de zwangerschap kwam niet. Toen begon ze langzaam te merken dat Ruslan steeds vaker verdween. ’s Avonds was hij niet thuis. Hij sprak over zakenreizen, ontmoetingen, vrienden.
En toen zij op bed belandde, toen hij zelfs niet meer deed alsof — toen begreep ze: dit was geen illusie. Het was de harde realiteit. Ze wilde het alleen te lang niet onder ogen zien.
‘Laat mij je helpen zitten,’ zei Sofia Andrejevna zacht, terwijl ze terugkwam met een kop thee. ‘Sorry, ik zal je met ‘je’ aanspreken.’
Larisa schudde haar hoofd.
‘Dat hoeft niet. Ik wil niks.’
Sofia Andrejevna zuchtte en ging naast haar zitten. Ze wist dat soms de sterkste persoon degene is die zwijgt.
‘Weet je,’ zei Sofia met diepe pijn in haar ogen, ‘mijn dochter wilde ook bijna haar leven beëindigen door haar man. Ze verborg alles — bang voor de oordelen van anderen. Ze verborg haar blauwe plekken, probeerde te lachen, en het kind… het kind leed in stilte. Maar wat kon ze doen? Haar man was een baas. Niet zomaar een klerk of manager, maar een politiechef.’

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !