Op een avond, vlak voor het einde van mijn dienst, zag ik haar bij de halte bij de oude markt. Diezelfde tas. Diezelfde jas. Ik stopte de bus, deed de deuren open en stapte uit.
“Mevrouw… het spijt me. Toen… ik zat fout.”
Ze keek me aan. En ineens… glimlachte ze. Zacht. Zonder verwijt, zonder boosheid.
“Het leven, jongen, leert ons allemaal iets. Het belangrijkste is dat je het hoort. En jij… jij hebt het gehoord.”
Ik hielp haar de bus in en liet haar voorin zitten. Onderweg bood ik haar thee aan uit mijn thermos. We zwegen. Maar het was een andere stilte – warm, vol begrip. Alsof we allebei iets achter ons hadden gelaten.
Sindsdien draag ik altijd een paar extra kaartjes in mijn jas – voor wie ze niet kan betalen. Vooral voor omaatjes.
Elke ochtend, voordat mijn dienst begint, denk ik aan haar woorden. Ze zijn voor mij niet alleen een herinnering aan schuld, maar een les in menselijkheid.
De lente kwam plotseling. De sneeuw smolt snel, en op de haltes verschenen de eerste boeketjes sneeuwklokjes – grootmoeders verkochten ze, drie in plastic gewikkeld. Ik begon hun gezichten te herkennen, groette hen, hielp hen instappen. Soms was een glimlach genoeg – en ik zag hoeveel het voor hen betekende.
Maar die ene grootmoeder zag ik nooit meer.
Ik bleef naar haar zoeken. Vroeg mensen. Iemand zei dat ze misschien bij het kerkhof woonde, achter de brug. Op een vrije dag ging ik erheen. Zonder uniform. Zonder bus. Gewoon – om te zoeken.

En toen zag ik het: een eenvoudige houten kruis, een ovale foto. Diezelfde ogen.
Ik stond daar lang. De bomen ritselden boven me, zonlicht viel door de takken.
De volgende ochtend legde ik een klein boeketje sneeuwklokjes op de voorste stoel van mijn bus – zelf geplukt. Ernaast plaatste ik een kartonnen bordje dat ik met eigen handen had gemaakt:
“Plaats voor wie men vergeten is. Maar die ons – niet vergat.”
De passagiers lazen het in stilte. Sommigen glimlachten. Anderen lieten een muntje achter op de stoel.
En ik reed gewoon verder. Langzamer. Aandachtiger. Soms remde ik iets eerder – zodat oma de tijd had om aan te komen.
Want nu begrijp ik:
Elke oma is iemands moeder.
Elke glimlach is iemands dankjewel.
En elk ‘maar een paar woorden’ kan iemands leven veranderen.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !