Anton heeft nooit iets begrepen van mensen die gepassioneerd waren over dieren. Ze behandelden hun katten en honden alsof het hun kinderen waren. Maar die avond veranderde zijn houding volledig.

De sneeuwstorm van februari draaide in de koplampen en veranderde de weg in een witte tunnel. Na een lange werkdag had hij nog maar één wens: zo snel mogelijk naar huis en naar bed.
Om wakker te blijven achter het stuur zette Anton de muziek harder.
Toen begonnen de remmen plotseling te piepen. Zijn hart stond bijna stil toen hij ze voor de motorkap zag: kleine, donkere balletjes, verspreid over de besneeuwde weg.
De auto slipte, maar Anton wist op wonderbaarlijke wijze een ongeluk te voorkomen.
“Zijn moeder!” — riep hij uit toen hij eindelijk stopte. In het felle licht van de koplampen zag hij de puppy’s: ze waren heel klein. Ze bewogen nauwelijks, er was alleen een zwak gejank te horen, dat opging in zwarte stippen in de sneeuwjacht.
“Waar in godsnaam kom je hier vandaan?” — riep hij uit, terwijl hij naar de kleintjes keek.
De sneeuwstorm werd heviger. Iemand achter hem toeterde ongeduldig en haalde vervolgens Antons auto in. Toen kwam het volgende voertuig.
Anton keek verward naar de weg en wist niet wat hij moest doen. Als we de puppy’s daar zouden achterlaten, zouden ze zeker sterven.
“Hé maatje, waarom sta je midden op de weg?” — zei een harde stem van een voorbijkomende Gazelle.
“Puppy’s!” Puppy’s op de weg! — riep Anton, maar niemand hoorde hem.
De ijzige wind sneed door het bot. Anton schrok en trok zijn jas aan. Het was maar 15 minuten naar zijn huis, waar het warm was, hij een snelle maaltijd uit de magnetron kon nuttigen en zijn favoriete bank op hem wachtte.
“Maar deze kleintjes houden het geen uur vol in deze kou.” — gromde hij, zette de alarmlichten aan en pakte een oude deken uit de kofferbak. Maar toen, in het licht van de koplampen, flitste er iets tussen de struiken langs de kant van de weg. Anton scheen er met zijn telefoon zijn licht op.
Er lag een hond in het struikgewas. Hij was mager en de ingevallen zijkanten verraadden dat hij uitgehongerd was. Hij keek niet op toen het licht op hem scheen. Alleen zijn staart bewoog zwakjes.
“Dus jij bent hun moeder…” mompelde Anton, terwijl hij de ongelukkige moeder aankeek. Het was duidelijk een huishond: er hing een oude, versleten halsband om zijn nek.

Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !