Stilte geneest
Ongeveer tien minuten zaten ze zwijgend.
Roodje had zich onder de verwarming genesteld en sliep bijna.
„Ik kan uw moeder niet vervangen,” fluisterde Nina.
„Ik weet het.”
„En waarschijnlijk zal ik uw leven ook niet beter maken.”
„Dat hoeft ook niet.”
„Waarom heb ik u dan nodig?”
Hij keek aandachtig naar haar: grijze lokken, trillende vingers.
„Om niet alleen te zijn. Voor u en voor mij.”
Nina veegde haar tranen weg.
„Wat als ik lastig ben? Als ik ga mopperen, klagen, ziek ben?”
„En wat als ik ondraaglijk ben? Ga schreeuwen, drinken, met iedereen omgaan?”
„Nou, dan… breng maar.”
„Er is niemand,” zei hij met een kleine glimlach.
Nina glimlachte tussen haar tranen door.
„We gaan het proberen, dan maar.”
Er is orde
„Laten we meteen iets afspreken,” zei Andrej. „Geen eindeloos ‘dankjewel’ en ‘ik moet het terugbetalen’. Gewoon samen leven.”
„Als buren?”
„Als normale mensen. U bent geen gast en geen lastpak. U woont gewoon hier.”
Nina liep door de kamer.
„Mag ik koken?”
„Natuurlijk. Ik eet bijna nooit thuis.”
„Dan begint u maar. Ik kan lekker koken.”
Andrej knikte.
„Nog iets?”
„Roodje wil ’s ochtends vroeg ontbijt.”
„Dan sta ik maar vroeger op.”
„En… ik praat vaak tegen mezelf.”
„Ik tegen de tv.”
„De perfecte combinatie.”
De ochtend van een nieuwe dag
Het was de geur die hem wakker maakte. Niet de wekker, niet de buren. Maar de geur.
Iets was aan het bakken. Huisgemaakt. Echt.
Hij stond op.
„Roodje, blijf van het fornuis af!” klonk een stem uit de keuken.
Oh ja, Nina.
Ze stond bij het fornuis in zijn oude badjas, pannenkoeken bakend. De kat zat erbij.

„Goedemorgen,” zei Andrej.
„Goedemorgen,” antwoordde ze. „Ga zitten, het is zo klaar.”
Op tafel stonden koffie, jam en boter.
„Waar komt dit allemaal vandaan?”
„Vanmorgen even naar de winkel geweest. Roodje ging mee.”
Hij ging zitten.
„Je stond vroeg op.”
„Om zes uur. Gewoonte. En jij, hoe laat ga je naar je werk?”
„Om negen uur.”
„Dan kun je rustig ontbijten.”
De pannenkoek was heet, met krokante randjes. Zoals oma die maakte.
„Lekker,” zei hij verbaasd tegen zichzelf. Hij was vergeten wanneer hij dat woord voor het laatst had gezegd.
Eenvoudige rekenkunde
„Luister, Nina,” zei hij terwijl hij zijn kopje neerzette, „hoe zit het met het geld?”
„Welk geld?”
„Voor eten, voor het huishouden.”
„Ik krijg een pensioen. Niet veel, maar genoeg voor eten. En koken doe ik graag.”
„Maar toch…”
„Andrej,” onderbrak ze hem, „maak er geen aalmoes van. Jij geeft me een dak, ik geef je een maaltijd. Eerlijk.”
Roodje sprong spinnen op haar schoot.
„Hij heeft al besloten,” glimlachte Nina. „Hij is hier nu de baas.”
„Nou, vooruit dan maar.”
De klok wees half negen aan.
„De sleutel ligt op het kastje,” zei hij terwijl hij zich klaarmaakte. „Bel maar als er iets is. Ik plak het nummer op de koelkast.”
„Dank je.”

Een huis waar je naar terug wilt
‘s Avonds bleef hij niet lang.
Hij verliet zijn werk precies om zes uur. Voor het eerst in lange tijd.
In de lift dacht hij: misschien is ze weggegaan? Heeft ze ingezien dat ze een fout maakte? Misschien heeft ze een briefje achtergelaten?
Maar de deur ging open en zij stond daar. In dezelfde badjas, met bloem op haar wang.
„Hoe was je dag?” vroeg ze.
„Gewoon. En die van jou?”
„Roodje is helemaal thuis. Heeft de hele dag met de kat door het raam gepraat.”
In de keuken rook het naar borsjt. Op de vensterbank zat de kat in een zonnestraal.
„Wil je borsjt?”
„Graag.”
Het avondeten verliep rustig. Ze spraken weinig. Over het weer, over Roodje, over de buren.
Daarna breide Nina. Andrej keek naar het nieuws. Roodje sliep op de bank.
Buiten viel de avond. En deze keer was hij niet koud of leeg.
Hij was huiselijk. Zo’n avond waar je naar terug wilt komen.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !