– Als het appartement toch op je broer is geregistreerd, laat hij jullie dan ook inschrijven. Ik ben niet van plan jullie binnen te laten, – zei Masja tegen haar ouders.

— Ben je gek geworden, Katja? – de stem van haar moeder klonk door de telefoon als een strak gespannen snaar. – Zijn we nu soms vreemde voor je?
Katja hield de telefoon even van haar oor, alsof ze wilde controleren of ze zich niet had vergist. Buiten viel een nare herfstdruppelregen, de wind joeg natte bladeren over het binnenplein, en in huis hing de geur van ochtendskoffie en vocht door het open raam.
— Mam, ik zei alleen dat ik jullie nu niet kan ontvangen. We hebben een verbouwing, er liggen overal spullen. En… eerlijk gezegd begrijp ik niet waarom jullie überhaupt besloten zijn te verhuizen.
— Denk je dat het leuk is om steeds van tijdelijke huurplek naar tijdelijke huurplek te trekken? – viel haar moeder haar in de rede. – Met je vader leven we voortdurend uit koffers. Ze beloofden dat de nieuwbouw in de zomer klaar zou zijn, en nu zeggen ze – volgend jaar. Dus, als jij ook maar een greintje geweten hebt, dochterlief, dan neem je ons in huis. Voor een paar maanden.
Katja zweeg. Haar borst trok pijnlijk samen. “Een paar maanden” betekende in de taal van haar moeder: “tot je ons eruit gooit”. Dat wist ze maar al te goed uit ervaring.
— Mam, ik heb het je al uitgelegd: we hebben geen plek. Dima en ik hebben nu al nauwelijks ruimte.
— Ach natuurlijk, Dimatsjka! – de stem van haar moeder kreeg een sarcastische ondertoon. – Voor hém is er plaats, maar voor je eigen moeder niet? Ben je soms vergeten wie jou heeft grootgebracht?
“Grootgebracht – ja, maar tegen welke prijs,” dacht Katja, maar hardop zei ze kalm:
— Mam, begin alsjeblieft niet. Laten we normaal praten.
— Ik schreeuw niet! Ik sta er gewoon versteld van hoe het leven je heeft verpest. Je was altijd zo’n goed meisje, en nu… een hart van steen.
Katja sloot haar ogen en haalde diep adem. Dit gesprek volgde dezelfde bekende route als altijd, alsof ze het al jaren oefenden. Ze wist zelfs wat er nu zou komen.
— Mam, waar wonen jullie nu eigenlijk?
— In dat krot in Sokoliny Gora. Een kamer van tien vierkante meter, een gedeelde keuken. Kun je je dat voorstellen? Gedeeld! Met een stel Tadzjieken en studenten. Je vader maakt al twee dagen ruzie met de buren over een pan. Dit is niet vol te houden! We zijn oudere mensen, we hebben last van onze bloeddruk, van onze rug – wij hebben rust nodig!
“En denk je dat het voor mij een pretje is?” wilde Katja zeggen, maar ze slikte haar woorden in…
— Mam, waarom hebben jullie eigenlijk het appartement verkocht? Jullie hebben daar pas twee jaar geleden nog een renovatie gedaan.
Er volgde een stilte. Toen zuchtte haar moeder zwaar:
— Dat was op verzoek van je broer.
Katja trok met haar wang. Alles was zoals altijd.
— Artem? – vroeg ze ter bevestiging. – En wat dan, heeft hij weer ‘geïnvesteerd in een business’?
— Nou… — moeder rekte de woorden uit, — hij is jong, veelbelovend. Hij had een startkapitaal nodig. We dachten dat we zouden helpen. We waren toch van plan om later naar de datsja te verhuizen. En zo hadden we meteen de renovatie af en kochten we zijn aandeel in het bedrijf.
— En?
— En niks. Zijn zakenpartner bleek een oplichter te zijn. Alles stortte in. En toen kregen Artem en Tanya problemen. Zij was ‘het zat om alles alleen te moeten doen’. Dus zijn ze met de kinderen naar een huurwoning vertrokken. En wij… — de stem van haar moeder trilde, — wij bleven met niets achter.
Katja luisterde en wist niet of ze moest lachen of huilen. Het verhaal was zo voorspelbaar dat het leek op een herhaling van een oude film. Ze herinnerde zich zelfs hoe ze drie jaar geleden nog waarschuwde: “Mam, doe het niet! Artem moet zelf leren verantwoordelijkheid te nemen voor zijn beslissingen.” Waarop haar moeder toen antwoordde: “Hij is een man, het is moeilijker voor hem. Jij begrijpt dat niet.”

Nu had “de man” zijn ouders zonder dak boven hun hoofd achtergelaten.
Katja stond op en liep naar het raam. De regen was in kracht toegenomen, druppels tikten ritmisch op de vensterbank. In de andere kamer typte Dima iets op zijn laptop — hij werkte thuis, zijn project moest aan het einde van de week af zijn. Katja wilde niet dat hij dit gesprek hoorde.
— En papa? Wat zegt hij?
— Papa… zwijgt zoals altijd. — in de stem van haar moeder klonk vermoeide wrok. — Ik zeg tegen hem: bel je dochter, zij helpt tenminste. En hij mompelt alleen dat ‘Katja het druk heeft’. Natuurlijk heeft ze het druk. Ze heeft haar eigen leven. Wij zijn niet meer nodig.
— Mam, hou op met manipuleren. Jullie zijn volwassen mensen, jullie hebben zelf die keuze gemaakt. En nu…
— Keuze?! — onderbrak haar moeder haar. — Wij hebben onze zoon geholpen! Onze eigen zoon! Is dat een misdaad? Zou jij niet helpen als je kon?
Katja grinnikte.
— Ik zou eerst nadenken, mam. Want voordat je helpt, moet je zeker weten dat iemand tenminste bereid is om zelf iets te doen. En Artem neemt zijn hele leven alleen maar.
Aan de andere kant van de lijn viel een ijzige stilte. Toen zei haar moeder koud:
— Ik begrijp het. Je hebt besloten je van ons af te keren. Nou goed. Het is duidelijk.
En ze hing op.
Katja legde haar telefoon op tafel en wreef met haar hand over haar gezicht. Vanbinnen voelde ze zich uitgeput, alsof ze een lange ziekte had doorstaan.
Een paar minuten later kwam Dima de kamer binnen.
— Wat is er? Weer je moeder?
— Ja. Ze willen bij ons komen wonen.
— En wat heb je gezegd?
— ’Nee’.
Dima kwam zwijgend naar haar toe en sloeg zijn armen om haar heen.
— Je hebt gelijk. Anders blijven ze hier gewoon voor altijd.
Katja zweeg. Diep vanbinnen voelde ze schaamte. Het bleven toch haar ouders. Maar de herinneringen koelden haar medelijden snel af.
Lees verder door hieronder op de knop (VOLGENDE 》) te klikken !